donderdag 23 augustus 2012

Het boekenweekgeschenk

Onlangs verscheen een curieus nieuw boekje (2012) met de titel ‘Het Boekenweekgeschenk’ met een overeenkomstig formaat. Geschreven door ene Kary Kepla, wat klinkt als een pseudoniem, wat inderdaad met nadruk wordt vermeld op de achterkant. ‘Haar identiteit wil ze geheim houden.’ Misschien is het wel een man. Het verhaal geeft de indruk geschreven te zijn door een miskend talent dat zich wil profileren. Maar misschien heb ik het mis.

Een freelance journaliste krijgt voor de verandering eens een leuke klus voor het blad De BN’er. Ze mag de grote schrijver Berry Goedeman interviewen, die bezig is met het schrijven van het Boekenweekgeschenk. Ondanks de hoge verwachtingen, krijgt hij geen letter op papier. Als de journaliste hier lucht van krijgt, werkt ze zich binnen in zijn leven en zijn kringetje, om zichzelf uiteindelijk op een hoger plan te kunnen tillen. 

Met de nodige jeu en zichtbaar schrijfplezier wordt de gang van de journaliste beschreven. Van het boekenbal tot zijn muze, de journaliste is erbij. Goedeman zelf blijft zich gedragen als een god onder de schrijvers, ondanks zijn writersblock. Wie is toch deze man? Zijn grote neus en arrogantie wijzen in de richting van Harry Mulisch en zijn seksuele driften doen denken aan Jan Wolkers. Maar wellicht is hij een mix van grote namen, die het literaire establishment vertegenwoordigt, waar de journaliste (en misschien ook de schrijfster) tegenop bokst.   


De tekst rammelt hier en daar een beetje, maar dat doet aan het amusante verhaal niets af. Grappig detail is dat het is uitgegeven door mijnbestseller.nl. In het verhaal krijgt de carrière van de journaliste uiteindelijk een enorme boost, iets waar Kary Kepla waarschijnlijk zelf ook op aast. Ze sluit af met een vermakelijk spelletje tussen feit en fictie. Leuk boekje!    

dinsdag 14 augustus 2012

De dood heeft mij een aanzoek gedaan

Het had er voor mij even de schijn van dat Kristien Hemmerechts in ‘De dood heeft  mij een aanzoek gedaan’ (2010) in zou gaan op hoe ze omgaat met haar doodswens. Maar deze gedachte klinkt veel te zwaar voor het verhaal dat ze in dit boek vertelt. Het gaat niet alleen over haar dood, zelfs niet alleen over de dood in breder perspectief, hoewel deze wel een groot aandeel heeft, maar ook over leven en liefde.

De titel heeft Hemmerechts ontleend aan het werk van haar overleden man, de dichter Herman de Coninck. Hij schreef de mooie regels: ‘De dood heeft  mij een aanzoek gedaan / Ik werd wit van het blozen. / (Ik bloosde als witte rozen.)’ De schrijfster lijkt echter niet te hoeven blozen, gezien haar openhartigheid in dit dagboek dat bijna een jaar van haar leven beslaat. Ze noemt het ‘een project’.

Op de eerste pagina schrijft Kristien Hemmerechts: ‘Het project bestaat uit het zoeken naar een antwoord op de vraag: waarom wil ik mijn leven afronden?’ Gelijk gevolgd door de vraag hoe ze zichzelf van deze afronding af kan houden. Dit kan lijken op koketteren met haar dood, maar de rest van dit boek maakt duidelijk dat ze op bepaalde momenten wel degelijk een zekere zwaarte voelt in haar leven. Ze heeft dan ook twee zoons verloren en de genoemde De Coninck.

Ze beschrijft vele doden en misstanden uit de actualiteit die het idee van zinloosheid oproepen. Waar is het allemaal goed voor? Tegelijkertijd kan ze soms enige afstand nemen door een cynische benadering ervan. Met deze mengeling voorkomt ze dat het een klaagzang wordt, terwijl het nu een interessant egodocument is, wat ook een teken van de tijd is. Daarom vind ik het jammer dat de dagen en maanden waarop ze schrijft wel genoemd worden, maar het jaartal niet.

Vele facetten van leven en dood komen in dit relaas aan bod. Ook krijg je een inkijkje in het (gewezen) leven van de ouders van de schrijfster en hoe zij daar zelf een plaats in heeft. Als lezer vond ik het prettig om de meanderende gedachten van Hemmerechts te volgen.  

zaterdag 4 augustus 2012

Tegen de tijdgeest

In dit boek (2011)beschrijven drie wetenschappers  hun persoonlijke ervaringen met een psychose. Ondanks de gezamenlijke rode draad, namelijk de vraag naar aandacht voor het verhaal achter de cliënt, staan de drie verhalen toch redelijk op zichzelf. Het voor en nawoord verhelpen dit niet echt. Elke schrijver heeft zijn eigen stijl van vertellen en legt andere accenten. Maar dat hoeft geen probleem te zijn, want de verhalen op zich zijn interessant om te lezen.   

Daan Muntjewerf werd begin deze eeuw psychotisch, toen hij halverwege de 20 was. Hij begint zijn deel van het boek met een verhalend stuk, voor een groot deel tijdens zijn psychose geschreven. Hoewel het heel authentiek is, wordt het soms ook een beetje vermoeiend om te lezen. Maar dan stapt hij over naar commentaar vanuit het heden. Op een vakantie heeft hij waandenkbeelden gekregen, is door de politie opgepakt en uiteindelijk in een inrichting belandt. Hij vraagt zich af of dit in zo´n negatieve sfeer had gemoeten, alsof hij een crimineel was. Verder is het bizar dat hij in een joodse inrichting zit, terwijl zijn wanen zich hier juist tegen keren.

Huub Mous en Egbert Tellegen komen in de jaren ´60 van de vorige eeuw met de psychiatrie in aanraking. Mous is dan pas 18 en Tellegen 22 jaar oud. Beiden ervaren dat er weinig aandacht is voor de inhoud van hun waandenkbeelden, terwijl deze voor iemand die ze meemaakt zo belangrijk zijn. Huub Mous schetst een beeld van zijn psychose tegen de achtergrond van de secularisering in Nederland. Hij valt van zijn geloof wat voor hem een schokkende ervaring is. Zijn persoonlijke ervaring had hij wat mij betreft wat uitgebreider mogen beschrijven dan de sociale achtergronden.

Egbert Tellegen is zeer belezen en heeft daarnaast gesprekken gevoerd met mensen die een psychose hebben gehad en behandelaars. Hij komt tot de conclusie dat er nog veel verwarring in begrippen bestaat, ook onder psychiaters. Er wordt geen eenduidig onderscheid gemaakt tussen een psychose en schizofrenie. Belangrijker nog is dat de behandeling zich alleen op onderdrukking lijkt te richten zonder de eventuele waarde te erkennen van de bij de cliënt opgekomen ideeën. Zo trof hij in volgeschreven schriften van zijn hand van vlak voor de psychose zeer zinnige analyses aan. Dit terwijl een dergelijke ´schrijfmanie´ door elektroshocks onderdrukt werd.

Ruimte bieden is beter dan onderdrukken, zo denken alle drie de schrijvers. In de behandeling moet de inhoud meer vorm krijgen en dient men terughoudend te zijn met medicatie. Zo spreken de drie uiteindelijk toch met één duidelijke stem.