zaterdag 29 december 2012

Afleidingsmanoeuvres

Rond de tijd om te schrijven aan een groot verhaal moet je wat loze tijd hebben. Je kunt niet schrijven in een uurtje dat je vrij hebt tussen de boodschappen en het huishouden door. Je moet in het verhaal komen en jezelf je kleine afleidinkjes gunnen, die je nodig hebt om door te kunnen gaan. Voor de effectieve schrijftijd heb je dus meer tijd eromheen nodig. Daarom schrijf ik alleen op vrije dagen. Dan weet ik dat ik daar de rust voor heb. Of in elk geval kan proberen deze te creëren. Maar wat als het zelfs dan niet lukt?

Er is altijd wel wat waardoor ik niet aan schrijven toekom. Hele plausibele redenen. Lunchafspraken, naar de film, boodschappen, inkopen, noem het maar op. En het schrijven komt altijd pas daarna. Als er nog tijd over is. En ik nog  niet te moe ben. Maar dan is er de kerstvakantie met zeeën van tijd en als ik dan eenmaal achter mijn computer zit dan stromen de woorden uit mijn vingers! Niet dus. Er blijft iets wat me er vanaf houdt. Ik zit wel en ik lees en ik denk en ik schrijf wat verder, maar echt stromen doet het dus niet. Ik moet eerst een kop koffie hebben of een crackertje kaas, dan kan ik weer verder. Of even naar de wc of even uit het raam hangen. Uiteindelijk schrijf ik wel wat, maar niet zoveel als ik had gehoopt. Mijn verhaal is nog graatmager, het moet duidelijk meer body krijgen. Morgen weer een dag. Een vrije nog wel!

zondag 16 december 2012

Geen schrijfmachine

Professionele schrijvers zeggen altijd dat je  niet op inspiratie moet wachten om te gaan schrijven, maar dat je discipline moet opbrengen en het gewoon doen. Rust, je computer voor je neus, een stevige kop koffie en schrijven maar. Zonder gelijk heel kritisch te zijn, dat kan later altijd nog. Bepaalde schrijvers verstaan de kunst om hun verhaal in eerste instantie in één grote flow eruit te knallen en pas daarna uitgebreid gaan slijpen en schrappen. Zo’n schrijver ben ik dus niet. Bij mij is het toch wat bedachtzamer en compacter. Het lijkt dan alsof er maar weinig voortgang zit in mijn verhaal, maar ik heb dan waarschijnlijk achteraf ook minder modelleerrondes nodig. Hoop ik dan maar.

En de nodige inspiratie geldt in mijn geval niet zozeer het verhaal, want dat zit in grote lijnen wel in mijn hoofd, maar meer de kapstok waaraan ik het op kan hangen. Welke praktische vertaling maak ik voor het overbrengen van mijn vrij abstracte verhaal? Waar kan het concreet mee verteld worden?  Bij het begin van mijn verhaal ontdekte ik gelijk hoeveel je kunt vertellen in dialogen. Maar daar moet je ook weer niet teveel in blijven hangen, want dan mis je de diepte. Kortom: het is nog zoeken en uitproberen voor mij. En langzaam maar gestaag vormt zich het verhaal. En ik moet veel geduld hebben, want ik ben zeker geen ‘schrijfmachine’!  

zondag 9 december 2012

Beginnersperikelen

Wat als het prille begin van je verhaal zowel met lovende woorden als met onverbloemde kritiek besproken wordt? Je gaat niet gelijk naast je schoenen lopen, maar ook niet direct verder schrijven op de ingeslagen weg. Je twijfelt aan jezelf. Aan het begin van het verhaal, aan het hele verhaal, aan je schrijfaspiraties. Moet ik hier wel mee doorgaan? Is dit wel mijn ding? Of doe ik er beter aan om eerst aan een substantieel verhaal te werken voor ik het anderen laat lezen? Moet ik me in dit stadium niet teveel aantrekken van de meningen van anderen?

Vooralsnog ben ik een beetje lamgeslagen, maar heb wel de intentie om met het verhaal door te gaan, zodra mijn gevoel daarover weer wat positiever is. De lovende woorden kwamen toch ook ergens vandaan. Stort me voorlopig even op het levensverhaal van Helene Kröller-Müller. Interessant om te lezen wat haar motiveert en drijft in haar leven. Misschien doe ik al lezende wel inspiratie op.

zaterdag 1 december 2012

Afkijken en klem raken

Hoe inspirerend kan het zijn om debuten te lezen? Ik las pasgeleden ‘Blauwe maandagen’, het bejubelde debuut van Arnon Grunberg, en was onder de indruk. Nu hij met vele fantastische verhalen zijn naam heeft waargemaakt en de pers zijn debuut gelijk als voorbode zag van een prachtig oeuvre, vraag ik me toch af of zijn succes uit zijn eerste boek te voorzien is geweest. Want was het niet een van de vele autobiografische puberverhalen (of moet ik zeggen ‘coming of age’ verhalen?) waarna de debutant geen stof tot verder schrijven meer vindt? In zijn geval blijkbaar niet.

Hij  kijkt dan ook verder dan zijn eigen arena. Hij verplaatst zich in figuren die zich aan de rand van het sociaal wenselijke gedrag in onze samenleving begeven door het extrapoleren van zijn eigen gedachtegangen. Deze zijn op zichzelf vaak al enigszins excentriek en leiden bij het uitbouwen ervan tot bizarre en hilarische situaties. Hierbij denk ik bijvoorbeeld aan ‘De asielzoeker’, ‘Tirza’ en ‘Huid en haar’. Je merkt in zijn verteltrant dat hij plezier beleeft aan deze ‘uitwassen’ van zijn geest. Dat geldt als het goed is ook voor de lezer.

Al wijken zijn verhalen zo af van de gangbare werkelijkheid, alles wat hij schrijft, weet hij geloofwaardig over te brengen. Zijn verhalen lezen alsof hij ze zo even achteloos op papier heeft gezet, met een grote onnadrukkelijkheid. En dat is waarschijnlijk de kracht van een echt talent; de vanzelfsprekendheid van zijn verhaal. Je leest ‘Blauwe maandagen’ en denkt onwillekeurig: o, maar dat kan ik ook! Je schrijft en leest nog eens wat van hem en denkt: waar is mijn onbevangenheid in deze worsteling? In deze fase van het schrijven zit ik dus nu, de worsteling met woorden (of moet ik zeggen ´struggle for life´?).