In deze novelle beschrijft Siegfried Lenz de ontluikende liefde tussen een
achttienjarige jongen en zijn docente Engels. Op een indringende, maar toch
onnadrukkelijke manier maakt de
schrijver de spanning tussen beiden voelbaar. De jongen dweept niet met haar,
maar koestert warme gevoelens, die zij met haar vrolijke aanwezigheid en
liefdevolle aandacht beantwoordt. Het fysieke contact tussen hen verloopt als
vanzelfsprekend. Lenz verstaat de kunst van het vertellen van een verhaal dat
heel natuurlijk aandoet.
Van het begin af aan weet de lezer dat Stella, de lerares, overleden is, maar
niet hoe dit is gebeurd. Het verhaal wordt verteld door Christian, haar
geliefde leerling. Doordat hij soms als hij het over Stella heeft in plaats van
het over ‘zij’ te hebben, ineens ‘jij’
gebruikt wordt zij direct aangesproken terwijl ze er al niet meer is.
Dat maakt het heel confronterend en illustreert zijn gemis en onmacht.
Christian gaat terug in de tijd door hun gezamenlijke belevenissen terug te
halen. Hoe ze gingen zeilen met zijn vader die als schipper werkt, hoe ze samen
naar het strand gingen en daar betrapt werden door zijn medeleerlingen, waar Stella hen dan weer met
het grootste gemak uit redde. Hoe ongemakkelijk het was bij haar thuis, waar ze
haar oude vader verzorgde. Tegelijkertijd spoorde ze hem aan om goede Engelse
literatuur te lezen en daaruit lessen voor het leven te trekken. Dat klinkt
heel zwaar maar ze deed het, zoals bij alles, met een grote luchtigheid. Stella
komt naar voren als een vrouw met veel geduld en empathie.
Langzamerhand ontvouwt zich de loop van hun liefdesrelatie en kom je als lezer
te weten hoe zij om het leven is gekomen. Net op het moment dat Christian zijn
moed bij elkaar had verzameld om haar een gezamenlijke toekomst voor te
stellen. Sommige mensen hebben wel in de gaten dat Christian een bijzondere
band had met Stella, maar van hoe diep dit ging hebben ze geen idee. Dit maakt
zijn rouwproces heel eenzaam. Een mooi en treurig verhaal.
Thomas Verbogt weet een snaar te raken met zijn persoonlijke verhalen in ‘Echt iets voor jou’. Dagelijkse situaties
vangt hij in onderkoelde woorden en met de nodige ironie. Het feit dat hij zijn
eigen leven zo goed observeert, is een ware traktatie voor de lezer. Hij
verstaat ook de kunst om een grappige of absurde draai aan zijn belevenissen te
geven. Hij spaart hierbij zichzelf niet en komt over als iemand die sterk hecht
aan taal en zich vaak verwondert over het gebruik ervan. Ook lijkt hij een
beetje een buitenstaander die moeite heeft met gangbare sociale conventies. Een
echte schrijver dus.
Verbogt loopt geregeld tegen vragen aan die hem onmogelijk te beantwoorden
lijken. Vragen zoals: ‘Waar bent u van?’ of ‘Heeft u iets bij zich waaruit
blijkt dat u bent wie u bent?’ Verder botst hij vaak tegen het feit aan dat hij
geen doorsneeburger is met een van negen tot vijf baan. Dus als een klusjesman
vraagt hoe laat hij altijd opstaat,
denkt hij er goed aan te doen om half acht te zeggen, terwijl hij normaal veel
later is. Vervolgens blijkt zelfs half acht niet goed genoeg. De klusjesman
zegt: ‘Ik ben om zeven uur hier’ en staat voor zevenen al voor de deur.
Over dat hij ziek en met koorts enige tijd eenzaam op bed ligt, verhaalt hij
met verve over zijn koortsdromen. De vreemdste dingen komen bovendrijven,
gevoed door de op de achtergrond aanstaande televisie. Zo leidt de zin: ‘Als u problemen heeft met hondenkoekjes, pak
de telefoon!’ bij hem tot allerlei overpeinzingen. Als hij zich na een paar
weken ineens beter voelt, is hij blij dat hij weer naar buiten kan. Hij gaat
langs zijn welbekende adresjes in de buurt voor wat inkopen en de praatjes hier
en daar trekken hem weer het leven in en maken dat hij zich weer gerustgesteld
voelt, bevestigd en aanwezig. Zijn verhalen zijn dan ook getuigen van zijn
schrijversbestaan, waarvan je als lezer mee mag genieten.
We make the same moves
of the same dance
so we keep on
bumping
into eachother
over and over again
‘til one of us
will turn around
to a new position
which makes
a harmonic dance
possible
but as we are
we won’t do that
We make the same moves
of the same dance
It wears me off
Twee Duitse zussen die een kleine tien jaar schelen hebben een nauwe band met
elkaar. Ze ontvluchten hun moeder die zo graag zoons had willen hebben. Ze
heeft ze wel gehad, maar ze overleden. Helene, de jongste zus, werd door haar
moeder genegeerd, ze was immers geen jongen. Hun vader verloor een been in de
oorlog en toen hij stierf was hun moeder totaal in de war. Een tante in Berlijn
die het nogal breed heeft, biedt de zussen een nieuw onderkomen bij haar in
huis. Hier zien ze Leontien weer terug, die voor Martha, de oudste zus, meer
dan een goede vriendin is. Een leven van welvaart en voorspoed volgt.
Julia Franck, die het verhaal baseerde op dat van haar oma, de moeder van haar
vader, probeert erachter te komen hoe een moeder er toe kan komen om haar zoon
alleen achter te laten op een station. Ze wil haar niet vrijpleiten, maar ook
niet veroordelen. Zo leren we Helene kennen als een ambitieuze vrouw, die in
navolging van haar zus verpleegster wordt. De tante heeft het niet meer zo breed,
Martha verlaat het huis en Helene wil haar ook niet langer tot last zijn. Ze
vindt haargrote liefde in Carl, een jongen van goede afkomst en trekt bij hem
in. De schrijfster maakt voelbaar dat hij het beste met haar voor heeft. Zeker
voor die tijd acht hij haar hoog.
De tijd van geluk duurt echter niet lang. Het noodlot treft Carl en Helene gaat
uiteindelijk een verstandshuwelijk aan wat uitdraait op een fiasco. Wel krijgt
ze een zoon, Peter. Net als zijn moeder vroeger thuis, ontvangt hij weinig
liefde van zijn moeder. Hij leert anderen te wantrouwen. Hij groeit op bij een
oom. Zijn vader is uit beeld. Zo loopt
zijn leven parallel met dat van zijn moeder. Hij moet hard werken voor de kost.
Want juist op het moment dat Helen en Peter de oorlog het hoofd hebben kunnen
bieden, laat ze hem, onderweg naar het westen, achter op een station.
Het is de dochter van Peter die nu dit verhaal optekent. Ze doet dit met verve
en wordt nergens sentimenteel. De afkomst en beide oorlogen hebben grote impact
gehad op het leven van Peters moeder en daarmee dat van hemzelf. Beiden lijken
verloren zielen in een leven waarin het lot hen de baas is. Toch hebben ze ook
een eigen keuze, een eigen manier van hoe ze ermee omgaan. Een sober en toch
ook meeslepend verhaal dat je als lezer pakt.
Mike Boddé heeft met dit verhaal het boek geschreven
dat hij zelf graag had gelezen toen hij depressief was. Hij is er niet op uit
om dingen te verklaren, maar wil vooral een beeld schetsen van hoe het kan zijn
om depressief te zijn en hoe je er weer uit kunt komen. Eerst doet hij dit op
een vrij luchtige manier, met de nodige humor, waardoor de zwaarte van de
ziekte niet helemaal goed overkomt. Later in zijn verhaal geeft hij zijn soms
malende gedachten weer als hij er middenin zit, wat veel indringender is. Zo
zijn er ook momenten dat het voor hem allemaal niet meer hoeft. ‘Het doet
pijn om dood te willen. Het voelt als
een extreme afwijzing; alsof je tegen jezelf zegt: “Ik hoef jou niet meer, ik
dank jou af.”’
Met verbazing las ik hoe hij de eerste tijd steeds gedacht heeft dat hij ME
had, het chronisch vermoeidheidssyndroom. Lange tijd zocht hij zijn heil bij
alternatieve genezers, die allemaal wel wat vonden waar wat aan gedaan kon
worden, maar niks hielp. Pas na jaren werd de diagnose depressie gesteld en toen
duurde het nog eens lange tijd voor hij een medicijn kreeg dat aansloeg. Zijn
verhaal geeft goed weer door wat voor een diep dal hij heeft moeten gaan voor
er weer uit te komen. ‘Het ophouden van misère is het grootste geluk dat er
bestaat. Het is geen geluk: het is verlossing.’
Op het moment dat blijkt dat het laatste medicijn aanslaat, durft hij dit bijna
niet te geloven. Er volgt een quasi vrolijk epistel waarbij het wel lijkt alsof
hij voor het eerst verliefd is. Veel dingen kan hij weer voor het eerst doen
zoals drinken en uitgaan. Boddé is een meester in overdrijven en vertelt heel
vermakelijk over dit keerpunt in zijn leven. Hij verluchtigt zijn verhaal met
teksten van liedjes die geïnspireerd zijn op momenten uit zijn eigen leven. Al
met al een indrukwekkend en voor velen ook herkenbaar verhaal, dat afsluit met
een droom, die eindigt met: ‘… ik stap het leven tegemoet.’