In dit boek laat Jannah Loontjens journalist Aaf met haar vriend Ralph afreizen
naar Senegal. Zij heeft de opdracht om een stuk over een kunstmanifestatie te
schrijven en hij is als filmmaker op een dood punt beland. Het stel is al
jarenlang verknocht aan elkaar en laat elkaar ook niet zomaar los, zoals
uiteindelijk zal blijken. Toch zijn er een hoop strijdpunten.
Als een bevriend stel hun buren in het hotel blijken te zijn, besluiten ze om
een paar dagen naar Saint-Louis te gaan. Dan gebeuren er tal van dingen die hun
verwachtingen over hun reis doorkruisen. Beiden ontmoeten ze in die situaties
iemand met wie ze vreemdgaan. Dit leidt tot tal van overdenkingen van hun
relatie, hun werk en hun leven. ‘Hoe laat eigenlijk’ is een gedachte van Aaf op
een punt dat ze alleen is en bijna niets meer heeft. Tegelijkertijd realiseert
ze zich wat een onzinnige vraag dit is in the middle of nowhere.
Jannah Loontjens laat de lezer meeleven met Aaf, die vanuit haar ik-persoon
vertelt. Over Ralph wordt verteld in de hij-vorm. Daardoor staat hij verder van
je af, maar hij wordt ook nogal onhebbelijk en niet altijd even slim neergezet,
zodat hij minder sympathiek overkomt dan Aaf. Loontjens deelt via de stem van
Aaf met de lezer haar filosofische overpeinzingen over het leven van een
dertiger. ‘Eigenlijk is er maar één lang uitgerekt begin en als dat begin
voorbij is, ga je onderweg naar het einde’, denkt ze. Aaf realiseert zich dat
de romantiek van een leven met een Afrikaanse man haar uiteindelijk geen
voldoening zal geven. Het lijkt alsof als ze eenmaal samen terugreizen terug
zijn bij af, maar Aaf heeft wel bepaalde keuzes gemaakt. Ralph wil vooral met
haar door, maar andersom is dat voor Aaf nog maar de vraag.
Het is een soepel geschreven verhaal waarin en passent de nodige levensvragen
worden gesteld, zonder zwaar op de hand te worden. Ik ben heel benieuwd naar
het nieuwe boek van Jannah Loontjens, ‘Mischien wel niet’.
Alexandre Jardin neemt de lezer mee in het persoonlijke verhaal van zijn leven
aan de hand van de vrouwen die hem geïnspireerd hebben. Het zijn veelal extreme
vrouwen die een grote mate van vrijheid voorstaan en afwijken van de norm. Door
deze vrouwen is de schrijver meer gevormd dan door de familie waar hij vandaan
komt. Van de vrouwen heeft hij geleerd buiten de kaders te denken. Van
alwetende mannen moet hij niets hebben. De eerste grote vrouw in zijn leven was
zijn moeder. Zij leerde hem veranderen,
opnieuw beginnen, een leegt scheppen in een vol leven. Eens in de zoveel tijd
verbrandde zij een stel boeken uit de boekenkast om ruimte te maken voor
nieuwe. Hij heeft de neiging om de vrouwen die hem door zijn leven leiden op
een voetstuk te plaatsen, waarmee hij zichzelf klein maakt. Hij prijst ze de
hemel in, romantisch als hij is.
Zijn romantische inslag helpt ook zijn verbeeldingskracht een aardig eindje op
weg. Waar veel situaties direct uit zijn leven lijken te zijn gegrepen, zijn sommige zo over the top dat ze
bijna niet waar kunnen zijn. Zelf zegt hij daarover: ‘Moeten we niet eens en
voor altijd accepteren dat verbeelding het altijd van walgelijke exactheid
wint?’ De drang naar het lyrische vormt de kracht van zijn verhaal. Zo vertelt hij over iemand die door
een hersenoperatie een veel groter libido heeft gekregen en over een vriendin
dat ze zo rijk was dat ze als ze haar appartement liet verbouwen, gelijk het
hele gebouw liet aanpakken. Ook heeft een vriendin een oor op sterk water
staan. Dat was afkomstig van een uitgever die niet naar haar wilde luisteren.
Aanvankelijk dacht ik dat het boek een soort chicklit was, maar daarmee doe je
de schrijver toch echt tekort. Hij is een chroniqueur van het leven en vertelt
zijn verhaal in lichte een aanstekelijke stijl, waarbij hij het nodige
gefilosofeer niet schuwt. Hij noemt het een roman, met alle vrouwen ineen, maar
het is een gefragmenteerd verhaal, ingedeeld naar thema en daarbinnen naar
specifieke vrouwen. Hier en daar laat hij
zich verder enigszins ironisch uit over zijn schrijverschap. Al met al een pakkend boek,
waarin overigens maar verdacht weinig aandacht voor de vrouw waarmee hij is
getrouwd. Behalve dat ze op zijn moeder
lijkt…
Het laatste boek van Kristien Hemmerechts maakte veel los in België. Ze of zou
de vrouw van Dutroux vrijpleiten in ‘De vrouw die de honden eten gaf’ of het boek
was gewoon ‘ongepast’. Ik moet zeggen dat ik met wel wat reserves aan het boek
begon, vooral omdat de schrijfster zelf had aangegeven helemaal in het hoofd
van haar hoofdpersonage zat tijdens het schrijven, en dat dit maakte dat ze
toen geen prettig gezelschap was voor haar omgeving. Het gaat dus om een
personage, gebaseerd op Michelle Martin, de vrouw van Dutroux, in het boek
Odette genoemd. Toch vond ik het meeleven met haar geen straf. Hemmerechts
maakt inderdaad invoelbaar hoe een vrouw er toe kan komen wel de honden, maar
niet de door haar man opgesloten kinderen eten te geven.
We volgen haar gedachten als haar man in
de gevangenis zit en zijn honden moet verzorgen. Vanuit de optiek van
Hemmerechts is het zeker geen domme vrouw, maar wel een vrouw die erg meegaand
is, nogal geneigd is in de slachtofferrol te gaan zitten en sterk beïnvloedbaar
is. Daar heeft haar man, in het verhaal consequent ‘M’ genoemd, volop misbruik
van gemaakt. Odette verdedigt M met verve, hij heeft een vervelende jeugd gehad,
daardoor reageert hij wat anders dan anderen. En zij accepteert dat en heeft
zelfs seksuele fantasieën waarin haar onderdanigheid een grote rol speelt.
Hemmerechts maakt zichtbaar hoe een vrouw met haar misdaden om kan gaan. Voor
een deel kijkt deze vrouw de andere kant op, want het is teveel, ze kan het
niet aan, en voor een deel ontkent ze het. De publieke opinie weet volgens haar
meer dan zij als wordt beweerd dat ze medeschuldig is aan verkrachting en op
film zetten van vrouwen.
Ik vind het heel knap gedaan hoe Hemmerechts de logica van Michelle Martin volgt.
De verontwaardiging, het onrecht dat haar wordt aangedaan, het constant
vergelijken met een moeder die haar kinderen vermoordde, wat immers veel erger is,
in alles gaat ze met haar mee. Als lezer geloof je deze vrouw die zich
vastklampt aan haar geloof en haar eigen kinderen. De schrijfster verdedigt
haar niet, maar oppert wel dat er sprake was van een soort van niet bewust zijn
van haar misdaden. Ik denk dat Martin nog blij mag zijn met dit portret, gezien
wat er allemaal gebeurd is. Wat Hemmerechts eigenlijk heeft gedaan is een mens
van haar maken in plaats van alleen maar een kwade genius.
Mersiwin is een zeehondje uit een liedje van vroeger van de geliefde van de
hoofdpersoon. Bijzonder want een zoogdier met een vin, net als een zeemeermin.
Zo prijst het alter-ego van Hafid Bouazza zijn geliefde de hemel in, plaatst
haar vol bewondering op een voetstuk. Zij en haar achtergrond lijken
onaantastbaar. Zelf is hij in het ziekenhuis beland na tijden vol drank met
zijn drinkebroers dag na dag. Bouazza kijkt tegen zichzelf aan in een andere
hoedanigheid en spreekt daarom telkens over ‘hij’. Een enkele maal komt zijn
‘ik’ tevoorschijn, die het dan beter weet. Deze constructie verwart enigszins,
omdat je van buitenaf iemand meemaakt die van binnen ver heen is. De schrijver
in zijn delier. Wellicht had hij deze afstand nodig, maar waarschijnlijker had
hij het gevoel zichzelf achteraf niet van binnenuit te kunnen benaderen.
Werd Bouazza bij ‘Pauw en Witteman’ in de hoek van slachtoffer gezet in zijn
hoedanigheid van alcoholist, bij ‘Boeken’ van Wim Brands kwam gelukkig de
schrijver in hem aan het woord. Deze schrijver weet van zijn eigen donkere dagen proza te maken. En wel
een heel poëtisch proza, zoals we van hem gewend waren, jaren geleden. Hij
beschouwt zijn delier niet als een zwarte bladzijde in zijn leven, maar als een
bijzondere ervaring die hij als schrijver gebruikt voor zijn werk. Hij had het
niet willen missen. Toch mis ik de vroegere twinkeling in zijn ogen. Toen hij in 2004 voor Paravion de Ako
Literatuurprijs ontving zei hij nog met een schalkse blik na het bedanken dat
hij nu eerst een borrel nodig had. Dat zijn er een paar meer geworden.
De romantische geest van de schrijver zorgt voor tal van zelfverzonnen woorden
en vreemde vervoegingen. Vooral worden de dingen bij hem graag personen. Dit
doet hij met verve. Maar uiteindelijk is het bijna teveel van het goede. En
sommige stokpaardjes blijft hij herhalen, wat op zeker moment gaat irriteren. Toch
is het een interessant verhaal, hoewel er bijna geen verhaal in zit. Het is de
beschrijving van een drietal situaties: met de mannen op het terras van het
café, in het ziekenhuis en de jeugd van zijn geliefde. Dit alles op een zo
terloopse manier dat alles wat je leest in de tussentijd lijkt te gebeuren. Kunstig
gedaan, maar ik verlang toch weer naar een meer verhalend verhaal zoals zijn
eerdere werk.