zaterdag 26 september 2015

Weekendtas

Ik draag jouw ballast
zorg dat je elke dag
iets anders aan kunt trekken
dat je droge sokken hebt
en je geborgen voelt
als de regen je doorweekt
dat je je verhalen bij de hand hebt
zodat je ermee voort kan
de toekomst tegemoet
met inspiratie die je opdoet
in den vreemde
ver van huis
verhalen die jou in zich dragen
Ik draag jou
terwijl jij mij draagt
de ballast in je leven

maandag 14 september 2015

Alleen

De kapel is stil
licht valt door de koepel
de non prevelt zacht

een woordenstroom 
van verlangen
Ze is wees
een kind alleen
dat zich obsessief verbindt
aan haar zusters

Tegelijkertijd
een baken van rust

als een moeder
die haar kinderen sust
Sterk en nietig
groot en klein

hoe iemand zo alleen
tussen haar zusters kan zijn... 

woensdag 9 september 2015

Onvermogen

Je wilt het ergens over hebben maar weet van tevoren dat de kans groot is dat het een draak van een tekst wordt. Want sentimenteel en over the top. Het gaat om iets dat groter is dan jij, over leven en dood. Over een zelfverkozen dood, die dat eigenlijk niet is, maar eerder een noodgreep. Vanuit het verlangen er niet te zijn en het leven zoals het zich bij je aandient niet te kunnen leven. Dat is geen egoïsme, daar is moed voor nodig. En dan zijn mensen verbaasd, verrast, geschokt, want hij was zo’n aimabel persoon. Slim, spitsvondig, veelzijdig. En hij had ons iets waardevols te brengen; verhalen over de tijdgeest, over onderlinge relaties, over literatuur door de jaren heen, over de schoonheid van kunst. Hij die eigenlijk kunstenaar had willen worden, maar aan het schrijven was geraakt. Hij die de kunst van het leven uiteindelijk niet meer verstond.

De verbazing is begrijpelijk. Want als je depressief bent laat je je niet zien, je trekt je terug. Bij een opleving kom je pas weer naar buiten en zeg je dat je er weer bent. Anderen realiseren zich vaak dan pas dat je even weg was. Dan is het ook de vraag hoe lang je opleving stand houdt. Er wordt nu overal geroepen dat depressie uit de taboesfeer moet komen, maar het is juist een ziekte die niet kenbaar maakt. Je nauwe omgeving krijgt het mee en verder ben je buiten het zicht. Of laat je je niet kennen. Je wilt niet dat anderen meegaan in jouw diepte. En die anderen willen ook helemaal niet horen dat het niet goed met je gaat, alle goede bedoelingen ten spijt. Je ziet nu steeds een lachende Stephen Fry voorbij komen die oproept tot geduld te hebben met mensen die depressief zijn, maar wie kan dat daadwerkelijk? Wie heeft er niet een makkelijke like bij zijn bericht geplaatst?

En hoeveel voortekenen moet iemand geven zodat we de zelfdoding voelen aankomen? Zijn er achteraf niet tal van aanwijzingen die die richting op wijzen? Maar dan nog, hadden we het niet kunnen voorkomen, het blijft een eigen keus. Wat ons te doen staat is oog hebben voor de pijn die sommige mensen ervaren in dit leven. En het respecteren als iemand de keuze maakt om eruit te stappen, nu eenmaal een niet zo’n  prettig bericht in deze quasi vrolijke facebooktijden. Wat wij als achterblijvers moeten doen is het leven ten volle leven. Niet alleen voor onszelf, maar ook voor onze naaste doden, die we dagelijks missen. We moeten leven voor twee. Of zelfs nog meer.   

zaterdag 5 september 2015

Vogels van waanzin

In ‘Vogels van waanzin’ neemt Ranne Hovius je mee in de wereld van de psychiatrie, juist daar waar deze de literatuur raakt. Ze neemt de algemeen aangenomen opvatting dat gekte en kunstenaarschap vaak samengaan onder de loep. Haar conclusie luidt dat hiervoor te weinig geldig bewijs bestaat door moeilijke meetbaarheid en verschil in definities. Want waarom zou alleen een schrijver of beeldend kunstenaar creatief zijn en een docent of financieel medewerker niet? En de creativiteit kan behalve in het werk ook daarbuiten gezocht worden. Neemt niet weg dat de aanname alomtegenwoordig is en dat dit boek het waarheidsgehalte ervan evengoed toch ondersteunt, al was het maar gevoelsmatig.

De schrijfster begint  haar verhaal in de negentiende eeuw toen de psychiatrie opkwam. Vanaf toen heeft de waanzin ook een plek veroverd in de literatuur. Die heeft deze nog steeds, het blijft intrigeren. Denk maar aan ‘Kameraad scheermes’ van Rogi Wieg, die pas geleden uit  het leven stapte of ‘Ann’ van Kristien Hemmerechts, over een meisje met anorexia, dat ook niet meer onder ons is. Bernlef wordt genoemd vanwege zijn prestatie om in ‘Hersenschimmen’ de wereld van iemand met dementie op te roepen. Hovius noemt dit gedocumenteerde waanzin, zoals ook Peter Buwalda in zijn debuut heeft gebruikt. Daarnaast onderscheidt ze waanzin vanuit de blik van de psychiater, zoals Frederik van Eeden, en waanzin uit de eerste hand, zoals van Jan Arends en Gerard Reve. Daarnaast is er zoiets als de vrijheid van de schrijver om waanzin te fantaseren. Daarbij gaat het minder om een ‘waar’ beeld te scheppen dan om een nieuwe werkelijkheid te verbeelden.
     

Hovius haalt een breed palet van schrijvers aan die de afgelopen twee eeuwen tot nu aan toe de gekte in de literatuur hebben verwoord. Hier en daar vermeldt ze ook een gedicht van bekende schrijvers op dit vlak. En passent neemt ze ook de globale geschiedenis van de psychiatrie mee in haar verhaal, wat een heldere structuur biedt. Hierbij heeft ze wel de neiging om zich telkens achter de gevestigde orde te scharen. Evengoed een heel inspirerend boek, dat het verlangen oproept nog meer te gaan lezen en herlezen van Simon Vestdijk tot Myrthe van der Meer. En zo niet, dan ben je in de woorden van Arends ‘een smoesjesmaker’!