zondag 28 februari 2016

Jij zegt het

Ted Hughes, de man van Sylvia Plath is na haar zelfmoord in 1963 nogal in een kwaad daglicht gesteld. Zij de martelares, hij de boosdoener. Net zoals Picasso in zijn biografie met de veelzeggende titel ‘Picasso, vernieuwer en vernietiger’ verantwoordelijk werd gehouden voor de verkozen dood van enkele van zijn vrouwen. Is het de vrouwenbeweging op dreef of zit er een kern van waarheid in? En is Hughes qua temperament niet onvergelijkbaar met Picasso? Aan de waarheid zitten altijd meer kanten. Reden voor Connie Palmen om het verhaal van de grote dichter Hughes, dat onlosmakelijk verbonden was met dat van Plath, nu eens vanuit zijn perspectief te beschrijven. Want hij heeft zich altijd stil gehouden, maar Palmen geeft hem een stem.

De schrijfster doet dit zeer overtuigend. Vanaf de eerste pagina is het Hughes die tot je spreekt. Hij bewonderde Plath en was gefascineerd door haar. Hij vond in haar de vrouw van zijn leven. Maar haar dood nam hem in de val mee. Vrienden bleken sensatiebeluste vijanden. Ze schreven over zelfmoord in het algemeen en de rol van de dichter bij die van Plath in het bijzonder. Hij werd in een hoek gedreven. En hield zijn mond.

Palmen maakt van hem een sympathieke en redelijke man met het nodige psychologisch inzicht in zijn vrouw. Hij kende haar door en door en wist dat zij haar kuren had maar heeft haar nooit veroordeeld. Het was al te makkelijk om in haar ‘de hysterische vrouw’ te herkennen en daarmee af te serveren. In Palmens verhaal acht hij haar hoog en zelfs als hij een kortstondige liefde met een andere vrouw beleeft, blijft hij overtuigd van het idee dat Plath en hij elkaar weer zullen vinden, omdat ze bij elkaar horen.

Qua afloop hoeft de schrijfster de spanning er niet in te houden; we weten allemaal dat Plath uiteindelijk zelfmoord pleegt. Wat ze wel met het nodige effect doet is onheilspellende vooruitwijzingen geven. Zoals naar de vele achteraf bekeken laatste keren. De beschouwing van Hughes eindigt met het vertellen van zijn verhaal. Het is niet langer jij die het zegt, maar ik. Na zijn leven met en zonder de grote dichteres en het daardoor verkregen stempel, vertelt hij, terwijl zijn eigen dood nadert, het verhaal van zijn kant. ‘En ik, die zo lang de vijand was van het onthullendste woord uit de taal, goot mijn loodzware ziel in die iele gestalte, volgde haar naar buiten, en ik zei het, ik.’     

zondag 21 februari 2016

Vuurpijlen vangen

‘Vuurpijlen vangen’ is een bijzonder boek. Het is het debuut van Karen Köhler dat een jaar na uitgave in Duitsland al in het Nederlands is verschenen. Ook bijzonder omdat het een verhalenbundel is. De aandacht voor korte verhalen lijkt de laatste tijd toe te nemen. Ze is nu ook in ons land tijdens de week van het korte verhaal. Der Spiegel noemt dit boek dan ook een zeer goede reden om weer korte verhalen te lezen. En terecht.

De schrijfster voert in haar verhalen buitenstaanders op als hoofdpersonages. Nu hebben schrijvers vaak iets met minder gemiddelde mensen in hun boeken. Maar deze personages staan ver af van de dagelijkse wereld zoals de meesten van ons die  kennen. Köhler moet gezien haar verhalen veel gereisd en meegemaakt hebben. Ze vertelt over een zieke vrouw die net een stoma heeft gekregen, een eenzame reiziger in de VS, eenlingen in relaties en mensen die de gangbare realiteit ontvluchten. Mensen met weinig contacten, berooid, zonder spullen, ver weg van huis of in de natuur. Binnen relaties staan afstand en nabijheid op gespannen voet met elkaar. Köhler geeft hier woorden aan. Ze doet dit op een ongepolijste en rauwe manier. Er staat geen woord teveel.  

De verhalen hebben diverse vormen. Van brieven  en kaarten tot een dagboek en genummerde delen van een verhaal. Ze speelt met de vorm die het verhaal versterkt. De verhalen zijn hard en indringend. Wat doe je als je alles kwijt bent wat je lief is? Wie blijft er over als je jezelf bent? Het zijn vragen die de schrijfster in haar verhalen stelt. Het zijn geen feel good verhalen maar verhalen die je aan het denken zetten. Hoe verhoud jij je tot de hoofdpersonen? Hoezeer doe je je best om zo normaal mogelijk te zijn? Zoals een eenling uit het boek verwoordt: En als de samenleving zei: het gaat toch goed met ons, dan wist ik: maar daar, in het binnenste van dat koor, daar is mijn plek niet.       

zondag 14 februari 2016

Vita, Het leven van Vita Sackville-West

Afgelopen herfst heeft mijn schrijfdocent me met enige moeite haar exemplaar van de biografie van Vita Sackville-West gegeven. Ze zag hoe graag ik het wilde lezen en wist dat ze het zelf nooit meer zou herlezen. Het is de Nederandse vertaling uit 1994. Oorspronkelijk verscheen het al in 1983. Eén van de twee zoons van Vita heeft Victoria Glendinning destijds gevraagd om de biografie van zijn moeder te schrijven. Dat is een lijvig boek geworden over een markante schrijfster in een voorbije tijd.

De biografe had een veelheid aan materiaal ter beschikking. Brieven, dagboeken, romans, essays. En niet alleen van Vita zelf, maar ook van Harold, haar man, haar moeder en Virginia Woolf. Dit maakt dat het echt een portret is geworden van een leven dat het voorlaatste fin de siècle begon en duurde tot begin jaren zestig in de vorige eeuw.

We lezen over een vrouw die onder andere bekend is vanwege het feit dat ze model heeft gestaan voor ‘Orlando’ van Virginia Woolf. In die roman komt een personage voor dat door de eeuwen heen eerst man is en later vrouw wordt. Het androgyne wezen van Vita heeft Woolf hiertoe geïnspireerd. Vita is altijd verbolgen geweest dat ze het landhuis van haar ouders niet geërfd had omdat ze geen man was.

Haar liefdesleven is heel bijzonder. Ze trouwt met Harold, die homoseksueel is, en heeft zelf innige relaties met vrouwen. Ook met Viginia Woolf is zij sterk verbonden. Hoe geëmancipeerd en vooruitstrevend beide vrouwen ook waren, soms was ik verbaasd over de toch nog conventionele  opvattingen van Vita. Toen een van haar zoons op mannen bleek te vallen zei ze dat hij beter een vrouw kon trouwen voor de vorm. Over hun eigen verstandshuwelijk zijn Vita en haar man nooit echt open geweest tegenover hun kinderen. 

Qua vorm doet de biografe niks spannends, het is gewoon een  chronologisch verhaal van Vita’s leven geworden, met al haar bezigheden contacten en onhebbelijkheden. Een vrouw die de neiging had boven haar stand te leven en ook minder elitair was dan Virginia Woolf maar zich daar niets van aantrok. Wel een verhaal over een vrouw die haar tijd vooruit was en een bijzonder mens. Dat persoonlijke verhaal en het beeld van een vervlogen tijd maakt deze biografie een boek waarin het prettig vertoeven is.      

zaterdag 6 februari 2016

Openbaring

Ik zat in mijzelf
eenzaam en alleen 
toen plots aan het gewelf 
een jonge elf verscheen

Met deze elf 
ging ik heen 
het ging vanzelf 
al naar het scheen

Hij liet mij praten 
over mijn wezen 
mijn stilte was ineens genezen

Hij had in de gaten 
dat hij had bewezen 
dat eenieder mij nu kon lezen