Aanvankelijk dacht ik dat dit boek in zijn geheel ging over de periode dat Kristien
Hemmerechts borstkanker had gehad. Dit bleek echter alleen het eerste verhaal
te betreffen. Dat is wel het langste in de verzameling verhalen die dit boek
bergt, en het meest recente, samen met het amusante slotverhaal over het geven
van etentjes. De titel ‘Er gebeurde dit, er gebeurde dat’ is kenmerkend voor de
manier waarop Hemmerechts schrijft. Het gaat allemaal over ogenschijnlijk
banale zaken uit het dagelijks leven, maar ondertussen vertelt ze toch op bijna
terloopse wijze over essentiële thema’s van het leven. Dat is haar kracht. Ze
maakt grote zaken tot leesbare verhalen en het gewone bijzonder.
Ze put veel uit haar eigen leven. Zo ook met het verhaal over borstkanker. Als
om zichzelf te beschermen loopt ze op de zaken vooruit door van het ergste uit
te gaan. Ze denkt over de dood en speelt met dat idee, zonder dat ze er op een
pathetische manier mee koketteert. Het is een reële mogelijkheid waar ze
rekening mee moet houden. Ze overdenkt de dingen op nuchtere wijze, maar kan
ook heel overgevoelig uit de hoek komen als mensen op haar ziekte reageren op
een manier die haar niet aanstaat. Eigenlijk is de schrijver een toonbeeld van
menselijkheid, met alle onhebbelijkheden die daarbij horen. Zelf zegt ze: ‘Gek
dat ik ook nu schrijfster blijf, meer aan de zinnen loop te denken die ik over
de ziekte zal noteren, dan aan de ziekte zelf.’
Waar ze verder over schrijft varieert van haar jeugdige armoede, de verschillen
tussen werken met je hoofd en met je handen, het verloop van relaties in een
mensenleven, de veranderende tijdgeest. Allemaal op zo’n manier dat je het
wegleest alsof het niks is en je je achteraf realiseert hoeveel het inhoudt en
dat de essentie beklijft. Een kunst die de schrijver verstaat als geen ander. Lees
Hemmerechts! Alsnog of nogmaals.
dinsdag 26 september 2017
zaterdag 16 september 2017
Superleuk, maar voortaan zonder mij
Oorspronkelijk heette dit verhaal van David Foster Wallace A supposedly fun
thing to do I’ll never do again en was een verslag van een cruise geschreven
voor een glossy. In uitgebreide vorm verscheen het in 1997 als boek en pas na
zijn zelfmoord in 2008 werd het in het Nederlands vertaald. Hij doceerde
Engelse literatuur en zijn werk werd hoog gewaardeerd. De indrukwekkende voorstelling
van Wunderbaum op theaterfestival de Boulevard bracht me op dit bijzondere boek.
De titel laat al enigszins doorschemeren dat het een verhaal met een kwinkslag betreft. Het is relatief makkelijk om als dertiger met enige afstand over een zevendaagse verwencruise te schrijven waar vooral ouderen aan deelnemen, maar de schrijver spaart in dit verhaal zichzelf ook niet. Dit levert een amusant betoog op dat van het ene superlatief in het andere valt, gelardeerd met de nodige persoonlijke preoccupaties. Als relatieve buitenstaander probeert hij zich te mengen onder het publiek en wetenswaardigheden los te krijgen bij het personeel, wat vaak tot kolderieke situaties leidt.
Hij neemt de lezer mee in de verwennerij van het leven op het cruiseschip, waarvan hij merkt dat het zijn standaard verlegt. Oorspronkelijke luxe verwordt soms tot ergernis dat het niet nog beter is. De zogenaamd ingesleten dienstbaarheid van het personeel leidt tot ongemakkelijke situaties. Het aanmeren naast een ander cruiseschip leidt tot enige jaloerse gedachten dat het daar vast nog beter toeven is.
Het schijnbaar objectief beschrijven van de reis en het schip bergt uiteraard de nodige ironie in zich. Hij laat zich verrassen en meenemen door het leven aan boord en beschrijft zijn eigen onhandigheden. Zo heeft hij uit een soort baldadigheid geen smoking meegenomen om zich vervolgens doodongelukkig te voelen in zijn sterk uit de toon vallende oude tweed jasje. Zijn fantasie leidt tot creatieve ideeën zoals dat het vacuüm rioolsysteem hem mee zou kunnen zuigen de afvoer in. Al met al een hilarisch verhaal, met een irritant aantal voetnoten, dat constant op een hoogtepunt lijkt te verkeren, waardoor je een zucht van verlichting slaakt als je het uit hebt. Waarschijnlijk net zo’n zucht als hij slaakte toen hij eenmaal weer voet aan wal zette.
zaterdag 9 september 2017
Bermuda
De hoofdpersoon in het tweede boek van Basje Boer heet heel toepasselijk Meis. Het
is een meisjesachtige jonge vrouw die zich makkelijk voegt naar haar omgeving.
Ze is nogal op zoek naar wie ze eigenlijk is en lijkt zich daarbij vaak te
verliezen in aspecten van de buitenkant. Na haar verjaardagsfeestje dat haar
vriendin Elfriede voor haar heeft georganiseerd met al haar eigen vriendinnen
omdat Meis er geen heeft, en een veel te groot en ongewenst cadeau, vlucht Meis
haar leven uit. Het lijkt een veelbelovend keerpunt.
Maar wat volgt is een lange trage opsomming van wat de eenzame Meis meemaakt als ze al haar pasjes en mobiel heeft weggegooid, door de stad zwerft en in een hotel verblijft tot het geld op is. De details van het leven van de einzelgänger zijn er teveel in aantal om lang te kunnen boeien. Als lezer ben je blij dat ze op een bepaald moment weer andere mensen ontmoet. Daarmee brengt de schrijver weer meer vaart in haar verhaal.
Ze laat Meis belanden in een soort rijkeluisstudentenhuis waar ze zich weer aan de anderen aanpast en opgaat in een klein geheel. Totdat ze daar om onduidelijke redenen genoeg van heeft en belandt bij haar alter-ego, een door haar bewonderde kunstenares.
De schrijver geeft een beeld van de hoofdpersoon als iemand die onpeilbaar is en duistere beweegredenen heeft. Ze houdt ervan als haar leven op een film lijkt en diverse films worden dan ook in het verhaal betrokken. Schijn, werkelijkheid, dromen, gedachten en realiteit lopen door elkaar heen. De ultieme drijfveer van Meis lijkt het eeuwig willen vluchten te zijn, waarmee het verhaal ook eindigt. Ze belandt weer op een eigen plek in haar eentje. Of ze ditmaal haar eigen identiteit zal vinden is de vraag.
zaterdag 2 september 2017
Gebarsten wit
Gebarsten wit is geschreven door Corina Engelbrecht. Zij is journalist en
letterkundige, en schreef eerder een novelle. Gebarsten wit gaat over een man
van halverwege de vijftig, Zeggelaar, die weet dat hij binnenkort zal sterven. Voordat
hij de rust heeft om dat te laten gebeuren wil hij nog wat zaken uit zijn eigen
leven en dat van zijn vader ophelderen. Beide mannen leefden met een geheim.
De schrijfster zet de laatste tijd van Zeggelaars leven neer als een relatief drukke periode van deze eenzame man, in een beeldende taal. Soms gebruikt ze veel staccato zinnen achter elkaar, wat me enigszins stoorde tijdens het lezen, maar haar taalgebruik is meestal trefzeker. Zeggelaar heeft zijn baan opgezegd en krijgt onverwacht contact met zijn jonge opvolger, die hij bij gebrek aan intimi, de naleving van zijn testament toevertrouwt.
Je ziet Zeggelaar in een oude man veranderen. Hij loopt met een stok en krijgt hulp in huis. Maar ook wordt hij van een formele, degelijke man een wat opener persoon, die meer kan genieten, maar evengoed boos kan zijn. Bijvoorbeeld als zijn ex-vrouw hem onverwacht komt bezoeken en zich met hem wil bemoeien. Zijn jonge hulp daagt hij uit om samen iets te ondernemen en hij voelt zich heel even jonger, en als een vader. Eindelijk is hij er aan toe om in het dagboek van zijn vader te lezen over zijn oorlogsverleden en hem daarmee wat beter te begrijpen. Hij lijkt nog meer een zoon van zijn vader met zijn driften en ingehouden emoties.
Het geheim van Zeggelaar zelf wordt langzaamaan duidelijk en hij kiest ervoor het mee te nemen in zijn graf. Voordat het kleine clubje mensen om hem heen hun eigen visie op zijn leven zullen geven bij zijn begrafenis, laat hij zijn eigen woorden die dan uitgesproken moeten worden bij de notaris vastleggen. De doorbroken onschuld van het gebarsten wit maakt plaats voor het zwarte wezen van de dood.
Abonneren op:
Posts (Atom)