De schrijfster heeft een goede hand van het schrijven levensechte dialogen waarin de gesprekspartners
langs elkaar laveren. Haar vader met zijn nieuwe vrouw, haar eigen vriend en
haar moeder, allemaal proberen ze elkaar te ontzien en vullen ze de gedachten
van de ander in. Als de dokter de moeder komt bezoeken en ze op zijn vraag hoe
het gaat ‘goed’ zegt, zegt hij dat ze als ze de buurvrouw tegenkomt en ze geen
zin heeft in een praatje, ze dan dit antwoord kan geven, maar niet als hij,
haar arts, dit vraagt.
Bij Coco lijkt het alsof de ziekte van haar moeder haar
leven betekenis geeft. Als ze op het punt staat om haar vriend erover te
vertellen, verheugt ze zich op zijn troost. Als het slecht gaat tussen haar vriend
en haar zoekt ze haar heil in seksuele
escapades, als een soort van bevestiging van haar bestaan. Heeft ze die nodig
omdat haar moeder die nooit gegeven heeft? Haar moeder, die niet in paniek was
toen ze als kind door een raam reed, maar doodleuk de glaszetter belde.
Esther Gerritsen blijft een soort onbevangenheid houden in
haar hoofdpersonages. Ze kijken op een open en bijzondere manier naar de
wereld. Ze weet goed onderlinge verhoudingen te typeren. Daarmee maakt ze
kleine verhalen groot.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten