De globale verbeelding
Kennis wordt steeds vluchtiger. Geschiedenisfeiten zoek je alleen nog op als
het heden erom vraagt. Geschiedenis is niet langer een bedding voor collectief
bewustzijn. Studenten kennen Brecht niet meer. Wat is nog onze sociale
samenhang? Vraagt Bas Heijne zich af. De stortvloed aan beelden die we via
diverse nieuwe communicatiemiddelen rondsturen roepen verschillende beelden van
de werkelijkheid op. De veelheid aan informatie maakt dat we selectief met de
feiten omgaan. Daniel Dennett merkt op dat niet langer duidelijk is welke
bronnen van informatie betrouwbaar zijn. Haal je het nieuws van twitter of van
een blog? Feit en fictie liggen steeds dichter
bij elkaar. Steeds meer beschouwen we fictie als feit. Denk aan de altijd
positieve facebookberichten. Foto’s komen in de plaats van herinneringen.
Volgens Heijne zijn we beland in een belevingswereld, waarin elk individu zelf
bepaalt welke kennis hij nodig heeft. Door het primaat van de individuele
beleving is alles dichtbij en subjectief geworden. Longreads worden op twitter apart
benoemd vanwege de bijzonderheid ervan. Tijdschriften krijgen steeds minder
lezers. Het opdoen van kennis, hangt ook af van media-aandacht. Zo kan de
verfilming van een eerder verschenen boek dit weer uit de vergetelheid halen,
maar zo kan ook een boek zonder veel exposure in de marge blijven hangen.
Beschouwing is een vorm van lifestyle geworden en kunst, en daarmee ook
literatuur, is niet langer een middel om te verkennen wat nieuw en vreemd is,
maar een verlengstuk van je persoonlijkheid. Je kunt cultuur dan alleen nog
delen met geestverwanten, terwijl deze niet langer bruggen slaat tussen anders
denkenden. Als je niet langer een vormend
bewustzijn ontwikkelt, bestaat alleen nog de wereld als een verlengstuk van
jezelf.
Een canon van onze cultuur zou ons historisch besef en onderlinge binding weer
meer mogelijk kunnen maken. Maar wie bepaalt wat erin wordt opgenomen? En
bepaalt niet ieder voor zich wat hij
belangrijk vindt? We beschikken wel over kennis maar niet over kennis die
samenhangt. Beleving van de wereld wordt de kennis ervan. De wereld wordt
geconsumeerd. Alessandro Baricco noemt de adepten van de hedendaagse
mediacultuur ‘barbaren’, telkens op zoek naar nieuw ervaringen, waarmee ze op
de vlakte blijven. We leven in een cultuur van constante beweging. Diepte is
stilstand. Nadenken wordt vervangen door ondergaan. Maar
mensen hebben altijd verhalen nodig. Heeft de literaire roman hierin nog een
rol?
Moet de literatuur gered worden?
Bas Heijne vraagt zich af in hoeverre literatuur deze dagen nog maakt dat je
leven erdoor verrijkt wordt en zelfs essentieel is. Hij wil dit idee graag
bevestigd zien en denkt een medestander gevonden te hebben in Tim Parks, maar
deze schrijver is van standpunt veranderd. In zijn nieuwe visie is literatuur
nog wel interessant, maar niet langer van levensbelang. Ze hebben het in dit
geval wel over échte literatuur, die de lezer prikkelt of uitdaagt en dus geen
vermakelijke verhalen met een feel good einde. Door een lichamelijke ziekte
waarvoor hij verlichting vond in het alternatieve circuit schat Parks het
belang van de ratio een stuk lager in. Hij schreef voorheen vooral over de
kloof tussen denken en zijn, maar het denken zelf werd nu aan het wankelen
gebracht. En daarmee voor hem ook de waarde van literatuur. Toch gelooft Heijne
nog in de noodzaak van fictie om onze eigen ervaringen vorm te geven en te
doorgronden.
Aan de hand van de beroemde foto van Marilyn Monroe waarop ze ‘Ulysses’ leest
van James Joyce, probeert hij het verband tussen hoge en lage cultuur te
duiden. Het ‘domme blondje’ gaf eerlijk toe niet alles in het boek te snappen
maar er wel genoegen in te scheppen het proberen te doorgronden. ‘She loved the
sound of it’, zegt haar fotograaf. Literatuur om van te genieten en om iets van
te leren. Maar gebeurt dit nog wel genoeg? Is het lezen niet overgeslagen naar
de onwetende massa en heeft het boek zich hier niet aan aangepast? Couperus zei
een eeuw geleden al dat de literatuur nu niet meer zou bestaan. Heijne komt tot
de slotsom dat er echt nog wel échte romanschrijvers zijn. Ze doen er alleen
niet meer toe. Waarschijnlijk moet de
literatuur telkens opnieuw haar bestaansrecht bewijzen, omdat de verhouding
tussen kunst en samenleving voortdurend aan verandering onderhevig is.
Op een of andere manier is deze conclusie van Heijne toch niet echt bevredigend.
Want impliceert deze niet dat er nog maar een kleine elite is die wezenlijke
literatuur leest? En verdwijnt deze groep niet als de jongeren van nu ouder
worden? Is de literatuur op sterven na dood? We zien nu al een massale hang
naar een beperkt aantal boeken dat voornamelijk gericht is op vermaak, de bestsellers
van het moment. Toch zijn de scheidslijnen tussen literatuur en bestsellers
steeds moeilijker te trekken. Maar ergens bestaat toch het beeld dat literatuur
een zekere meerwaarde heeft. Laten we hopen dat het publiek hiervoor in elk
geval blijft bestaan en dat de terugkomst van de ‘ouderwetse’ boekhandels in de
grote steden na de Polare-perikelen zal bijdragen aan de verspreiding van literatuur
onder een breder publiek. Of is dit wishful thinking?
Roseanne McNulty is een vrouw van zo’n honderd jaar en heeft het grootste deel
van haar volwassen leven in een psychiatrische inrichting in Ierland gewoond.
Nu, begin 21e eeuw, woont zij daar nog steeds. Maar het gebouw moet
tegen de vlakte en de patiënten moeten beoordeeld worden op hun vermogen om
buiten een instelling te wonen, want niet iedereen kan mee naar het nieuwe
onderkomen. Dokter Grene moet dit ook voor haar doen en raakt bovenmatig
betrokken bij haar situatie. Welke geschiedenis draagt deze broze, eens zeer
mooie vrouw zonder familie of vrienden met zich mee? Wat maakt haar zo kalm en
vergevingsgezind?
Sebastian Barry neemt de lezer mee in het verhaal van Roseanne door afwisselend
haar eigen schrijfsels te tonen en de aantekeningen van dokter Grene. Zo
ontstaat een beeld van een leven dat bijna de hele vorige eeuw omvatte. Burger-
en wereldoorlogen zijn haar niet gespaard gebleven. Dat in een kleine
gemeenschap een buur een vijand kan zijn, heeft zij aan den lijve ondervonden.
Ook botsingen door haar protestante geloof met de meerderheid van katholieken
blijven niet zonder gevolgen.
Als ze op jonge leeftijd haar vader verliest, weigert ze te trouwen met een
veel oudere man, maar gaat werken om voor haar moeder te zorgen, die
geestesziek is. Het lijkt een verstandige keuze en als ze dan ook nog eens
trouwt met de sympathieke Tom, lijkt haar een mooie toekomst te wachten. Katholieke
kerkvader Gaunt ziet haar echter met een ‘foute man’ en dat heeft fatale
gevolgen voor haar leven. Hij laat hun huwelijk ‘nooit gesloten’ verklaren en
zorgt dat ze wordt opgenomen in een inrichting.
In zijn zoektocht naar het verleden van Roseanne vindt Grene veel
tegenstrijdigheden in de diverse perspectieven. Als zijn vrouw overlijdt krijgt
hij het idee dat het geestelijk slechter met hemzelf gesteld is dan met
Roseanne. Hij realiseert zich dat hij in al die jaren haar eigenlijk nooit echt
heeft geholpen en nu hij zich steeds meer in haar geschiedenis verdiept, voelt
hij zich daar schuldig over. Tot slot doet hij ook nog een bijna onmogelijke
ontdekking over zichzelf en probeert hij het beste te doen voor Roseanne, nu
het nog kan. Een schrijnend verhaal over het veelbewogen leven van een vrouw
die na een diep dal toch heel rustig haar dood tegemoet gaat. Alles is voor
haar misschien alleen maar beter geworden; als het niet slecht gaat, gaat het
goed.
Als je begint in het autobiografische ‘Liefde’ van Knausgard vraag je je af
waarom hij in hemelsnaam ooit aan kinderen is begonnen. Hij heeft er drie samen
met Linda, zijn vrouw. Met z’n allen bij vrienden op bezoek is een drama en
samen in een vakantiehuisje lukt ook al niet. Ook zitten zijn kinderen zijn
drang om te schrijven danig in de weg. Zijn eerlijkheid maakt dat je als lezer
vaak in verlegenheid wordt gebracht. Maar gelukkig kent hij ook momenten van
ontroering door zijn kinderen en daarin is hij ook eerlijk. De lezer slaakt een
zucht van verlichting.
‘Liefde’ is het tweede in de zesdelige reeks van het levensverhaal van
Knausgard. Ging hij in ‘Vader’, het eerste deel, vooral in op zijn jeugd en het
treurige verhaal van zijn alcoholverslaafde vader, nu richt hij zich vooral op
zijn liefde voor Linda en hun kinderen. Ik heb beide delen op volgorde gelezen,
maar hij schrijft meer themagericht dan chronologisch. In ‘Zoon’, het derde
deel, gaat hij dan ook weer terug naar zijn kindertijd.
Het beeld dat van Knausgard heerst is dat van een einzelgänger die nogal zwaar
op de hand is. Voor een groot deel bevestigt hij dat in ‘Liefde’. Als hij met
anderen samen is, geeft hij om hen en vindt hun mening bijna belangrijker dan
die van hemzelf. Maar: ‘Ik was met deze
mensen verbonden door de sociale situatie, niet vanwege henzelf.’ Op feestjes
doet hij aardig en tijdens etentjes zorgt hij zoveel mogelijk voor zijn gasten,
zodat hij zo m in mogelijk sociaal hoeft te doen. Hij heeft Linda, zijn grote
liefde, en Geir, zijn grote vriend als belangrijkste steunpilaren in zijn
leven. Tegen de laatste zegt hij: ‘Praten met jou is alsof je bij de duivel in therapie bent.’
Ook over zijn relatie met Linda is hij eerlijk en hij spaart haar niet. Ze komt
over als een nogal dwingende persoonlijkheid, maar ze haalt ook bepaalde
gevoelens in hem naar boven. Hij verlangt er vaak naar alleen te zijn, terwijl
zij juist graag samen is. Juist de nuances in zijn relaas maken dat zijn
verhaal zo oprecht overkomt. De ene keer lijkt hij bescheiden, de andere keer
arrogant. Dit maakt hem levensecht. Toch is ‘waarheid’ een groot begrip en
wellicht te zwaar voor zijn verhaal. Hij stipt op een bepaald moment de
feilbaarheid van zijn geheugen aan en de hardnekkigheid waarmee dat sommige
gebeurtenissen aanmerkt als ‘waar’ terwijl ze dat volgens Geir niet zijn. Ook
zijn er gebeurtenissen die hij onwaar acht, terwijl Geir ervan overtuigd is dat
ze hebben plaatsgevonden. Deze gebrekkige herinnering maakt zijn verhaal
misschien iets minder waar, maar het blijft een realistisch en adembenemend
alternatief voor romantische en plot gedreven verhalen.
Lode Bast is een eenvoudige jongen in een kleine gemeenschap. Als zijn vader
zelfmoord pleegt, leven hij en zijn moeder op. Ze hoeven niet langer op hun
tenen te lopen om zijn uitbarstingen te voorkomen. Wel worden ze door de mensen
in de buurt met de nek aangekeken. Het neerploffen van een duif in hun tuin met
een ringetje om zijn poot, brengt hem op het idee om zich bij de
postduivenvereniging aan te sluiten. Wat een kleine verwondering was, wordt een
grote hobby. De werkschuur van zijn vader wordt zijn eigen duivenhok. Zijn
leven als duivenmelker neemt serieus een aanvang.
Arjan Visser beschrijft op een geloofwaardige manier de liefde waarmee de
jongen zijn duiven behandelt. Hij wordt neergezet als een simpele ziel die
altijd een beetje een buitenstaander is. Zijn duiven, die het goed doen,
brengen hem op een hoger plan. De hoop om hiermee ook een goede indruk op
meisjes te maken, blijkt echter ongegrond. Geesje, de caissière van de
supermarkt, moet er niet veel van hebben. Maar wel van hem. Na wat losse
contacten zoekt zij een degelijke man en vindt die in Lode. Lode is verbaasd
over zijn succes, maar blijkt haar uiteindelijk niet tevreden te kunnen
stellen.
Het stel trouwt en groeit uit elkaar. De schrijver weet de steeds groeiende
afkeer van Geesje voor Lode sterk invoelbaar te maken. Lode Bast rijmt niet voor niets op loden last. Ook de onmacht
van Lode die de goedheid zelve is, wordt goed verwoord. Als hij met zijn duiven
een reis wint en Geesje het wel prima vindt dat hij weggaat, drijft dit hen voorgoed
uit elkaar. Geesje richt haar peilen op een ander en Lode treft het noodlot. Als
een postduif haar een laatste boodschap brengt, realiseert ze zich pas goed wat
ze kwijt is geraakt.