Ieder hoofdstuk heeft een hoofdpersoon, een plaats en een
tijd die in de titel ervan genoemd worden. Zo leer je als lezer steeds andere
personages kennen. Deze hebben in eerste instantie zo weinig verband met elkaar
dat het aparte verhalen lijken. Zo lees je het ene moment over een vogelkenner
in Nieuw Guinea eind jaren vijftig en het volgende over een meisje dat anno nu
naar haar oma gaat in Bilthoven. Langzamerhand krijgt de lezer een idee van hoe
de personages onderling verbonden zijn en begint het verhaal als geheel te leven.
Rascha Peper weet in elk subverhaal een zekere spanning op
te bouwen. Als lezer kun je dan naar het vervolg van juist dat deel verlangen,
terwijl het boek eerst doorgaat met een ander deel. Met deze cliffhangers houdt
ze haar lezers in de greep. Ze doseert de kennis van de lezer heel goed over de
verschillende verhalen en vertelt niets te veel.
De schrijfster heeft zich uitgebreid verdiept in de vogelkunde
om de expeditie van de ornitholoog in Nieuw Guinea geloofwaardig neer te kunnen
zetten. Maar niet alleen de harde feiten tellen in haar verhaal, maar vooral
ook de beweegredenen van haar personages. Zo voelt de vogelkenner zich nergens
echt thuis; thuis heeft hij moeite met alle plichtplegingen en op expeditie
wordt hij moe van het constant onder de mensen verkeren. Zijn levensdoel is een
uitgestorven gewaande vogel ontdekken en als dit niet lukt, houdt het voor hem
op. Ook het meisje en haar oma hebben hun eigen geheimen en drijfveren in hun
leven.
Al met al is het een divers boek geworden dat nieuwsgierig
maakt naar wat het was geworden als de schrijfster meer tijd was gegund. Maar
nu toch een interessant boek, waarvan ze zelf zei dat het haar beste is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten