Julia Franck, die het verhaal baseerde op dat van haar oma, de moeder van haar vader, probeert erachter te komen hoe een moeder er toe kan komen om haar zoon alleen achter te laten op een station. Ze wil haar niet vrijpleiten, maar ook niet veroordelen. Zo leren we Helene kennen als een ambitieuze vrouw, die in navolging van haar zus verpleegster wordt. De tante heeft het niet meer zo breed, Martha verlaat het huis en Helene wil haar ook niet langer tot last zijn. Ze vindt haargrote liefde in Carl, een jongen van goede afkomst en trekt bij hem in. De schrijfster maakt voelbaar dat hij het beste met haar voor heeft. Zeker voor die tijd acht hij haar hoog.
De tijd van geluk duurt echter niet lang. Het noodlot treft Carl en Helene gaat uiteindelijk een verstandshuwelijk aan wat uitdraait op een fiasco. Wel krijgt ze een zoon, Peter. Net als zijn moeder vroeger thuis, ontvangt hij weinig liefde van zijn moeder. Hij leert anderen te wantrouwen. Hij groeit op bij een oom. Zijn vader is uit beeld. Zo loopt zijn leven parallel met dat van zijn moeder. Hij moet hard werken voor de kost. Want juist op het moment dat Helen en Peter de oorlog het hoofd hebben kunnen bieden, laat ze hem, onderweg naar het westen, achter op een station.
Het is de dochter van Peter die nu dit verhaal optekent. Ze doet dit met verve en wordt nergens sentimenteel. De afkomst en beide oorlogen hebben grote impact gehad op het leven van Peters moeder en daarmee dat van hemzelf. Beiden lijken verloren zielen in een leven waarin het lot hen de baas is. Toch hebben ze ook een eigen keuze, een eigen manier van hoe ze ermee omgaan. Een sober en toch ook meeslepend verhaal dat je als lezer pakt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten