In deze geheimzinnige novelle (2012) laat Manon Uphoff de oudste zoon van
een man waarvan de vrouw verdwenen is, aan het woord. De jongen, Michael, denkt
gezien te hebben dat zijn vader zijn moeder heeft vermoord, maar hij wil er
niet aan. Zijn vader beweert dat ze weg is gegaan en dat ze fout zat. ‘Er waren
problemen’, zegt hij, waarmee hij zichzelf vrijpleit en haar verdwijning in
vage nevelen hult.
Als zijn moeder weg is, krijgt Michael een heel zwaar
gevoel. ‘Mijn hoofd is massief als lood. Vol ijzeren gedachten.’ Als oudste
zoon neemt hij de verantwoordelijkheid op voor zijn broertje en zusje. In hun
slaap ziet hij hen omringd door engelen, die smiespelen en nieuwsgierig zijn en
hem enige troost bieden. Michael praat en filosofeert als een volwassene, een
door de omstandigheden te vroeg rijpe jongen.
Met simpele dialogen weet Manon Uphoff het broertje en zusje
te portretteren als kleine kinderen, waar Michael boven staat. Hij begrijpt
hen. Maar hun vader niet. Wat doet die de hele dag? En de zogenaamde kinderen,
worden ze niet ongemerkt volwassener, ook al probeert hij ze op te voeden als
kleine kinderen?
Uphoff laat Michael zich realiseren dat hij graag een
normaal gezin wil hebben, terwijl hij zich beseft dat hij dit niet heeft. Het
wordt een streven voor hem, een toekomstdroom. Maar de kinderen hebben wel iets
van de gekte van hun ouders… Een poëtisch en sfeervol verhaal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten