Maar ik kan mijn verhaal niet zomaar oppakken. Het laatst geschreven
stuk zit nog niet in mijn hoofd, is me nog
niet echt eigen. Dus daar kan ik niet zomaar achteraan doorgaan met
schrijven. Eerst iets teruglezen, nog iets verder terug en nog iets… Totdat ik
weer weet waar ik was en mijn gedachten over de mogelijke verandering in de
chronologie weer bovenkomen. Zoals Hanna Bervoets dat zo mooi heeft gedaan in ‘Alles
wat er was’.
Vanaf het moment dat een groep mensen in een school zit opgesloten
na een harde knal die waarschijnlijk een ramp aankondigde, houdt één van hen
een logboek bij. Ze nummert de dagen op volgorde. Dus eerste dag, zoveelste dag;
data doen er niet meer toe. Uiteindelijk worden de dagen door elkaar geschud en
is de volgorde verstoord. Dat maakt het verhaal spannend. Je vraagt je telkens
af of de mensen in de groep dit of dat nu al van elkaar weten en wat dat
betekent voor hoe het verder gaat. Bervoets verstaat de kunst om de personages
in haar verhaal geloofwaardig neer te zetten en ze gezamenlijk op het
onnavolgbare einde te laten afstevenen. Net als in ‘Lieve Céline’ weer een geweldig
unhappy end.
Dat wil ik uiteindelijk ook met mijn verhaal; het wordt geen
sprookje, maar harde realiteit. Alleen moet ik daarvoor misschien nog iets
achter houden om pas aan het eind van het verhaal te openbaren. Die moeilijke
chronologie. Dat de hoofdpersoon uiteindelijk weemoedig terugkijkt op alles wat
er was. Nog genoeg te doen dus aan dit verhaal!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten