Ik had nog niet eerder iets van Delphine de Vigan gelezen en
was aangenaam verrast door haar stijl die heel naturel is alsof ze het verhaal
zo even uit haar mouw schudt. Dat het echt
niet allemaal vanzelf gaat blijkt wel uit de intermezzo´s waarin de
schrijfster reflecteert op haar eigen boek. Daarin geeft ze de lezer een kijkje
in wat haar bronnen zijn en hoe ze deze verwerkt in haar tekst. Dit geeft
het verhaal een eerlijk karakter, hoewel
ze ook toegeeft dat elke beschreven werkelijkheid onvermijdelijk fictie
wordt.
Na de dood van haar moeder gaat de schrijfster terug in het
verleden en beschrijft de ouders van haar moeder. Omdat ze overwegend voornamen
gebruikt is het als lezer steeds even bedenken wat de relatie van de genoemde
personen tot de schrijfster is. Tussen de gelukkige scenes uit de goede oude
tijd schemeren enkele tergend tragische familiemomenten door die door de
luchtige verteltrant minder erg lijken dan ze geweest moeten zijn. Smetten op
het verleden zonder in zwaarte te vervallen. Zoals het thema van Pierre
Soulages voorin ook aangeeft: ´Mijn werktuig was niet meer het zwart, maar dat
geheime licht dat door het zwart werd voortgebracht.´De slechte tijden van haar moeder worden realistisch beschreven. Ook de schrijfster zelf heeft haar moeilijke tijden, zoals wanneer ze anorexia ontwikkelt. Achteraf schrijft ze daarover: ´Beetje bij beetje leerde ik in mijn vaart, mijn roes te temperen, om te gaan met mijn te grote ontvankelijkheid, het verlangen om te leven dat me had verteerd hanteerbaar te maken.´ In bescheiden woorden roert ze grote levenszaken aan. De geschiedenis van een familie, met al haar ups en downs en haar uitgesproken, maar ook verborgen gebeurtenissen. Het eindigt weer met de dood van haar moeder, die daar zelf over zegt: ´Ik ga liever dood terwijl er nog een beetje leven in me zit.´ Al met al een mooi boek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten