De schrijver situeert de groep in een wafelfabriek. Het zijn overwegend vrouwelijke werknemers die voor de wafelproductie zorgen. Zij beginnen vroeg, de directeur komt later in zijn grote auto en alles gaat aan de lopende band zijn gangetje. Het is niet goed of slecht, maar wel vertrouwd. De fabriekswerkers vormen een groep, een van hen noemt ze vaak ‘een familie’.
Dan veranderen er dingen binnen de organisatie van de fabriek. De onderlinge verhoudingen verschuiven. De ovenmeester wordt ontslagen en een charismatische man doet zijn entree in de fabriek. Hij is groot, aanwezig en goed gebekt en wordt al gauw leider van de groep. Tegelijkertijd zoekt hij aansluiting bij de directeur. Hij drijft beide partijen uit elkaar en brengt de fabriekswerkers tot bizarre daden.
In een vrij nuchtere stijl met af en toe een passende metafoor zet de schrijver de absurde ontwikkelingen op een geloofwaardige manier neer. Zo lees je over het meeslepende effect van de groep en het gemak waarmee deze te beïnvloeden is, nu eens de ene, dan weer de andere kant op. De nieuwe leider kan zijn volgers eigenlijk niet serieus nemen en begint menige toespraak met ‘domme, domme mensen’ waar uit onmacht dan maar om gelachen wordt. Het einde lijkt bijna te rond, maar wordt versterkt door een kleine verwijzing naar de toekomst. Een waarschuwing voor de groep, een samenleving. Zinnig verhaal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten