woensdag 30 mei 2012

Wolken boven Berlijn

Niets zo leuk als het herkennen van een stad die je bezoekt in een boek dat zich daar afspeelt en dat je ter plekke leest. Het overkwam mij pas geleden in Berlijn. Toevallig vond ik het  boek ‘Wolken boven Berlijn’ (2009) om mee te nemen naar deze stad. Het speelt zich grotendeels tien jaar geleden af, dus in een herenigd Berlijn. De hoofdpersoon, Tatiana, vindt altijd de weg naar huis; ze woont vlakbij de overal zichtbare televisietoren. Ook bekende pleinen als de Alexanderplatz en Potsdamerplatz komen voorbij.

Het meest bizarre wat ik in het boek tegenkwam, vind ik wel de spookstations die hebben bestaan ten tijde van de muur. Die muur liep niet recht van noord naar zuid, maar kronkelde nogal grillig door de stad. Zo kon het zijn dat als je met de metro van de ene plek in west naar de andere ging, je een station in oost doorreed zonder daar te stoppen. Deze spookstations werden streng bewaakt.
Chloe Aridjis schetst een beeld van de jonge Tatiana die vanuit haar geboorteland Mexico in Berlijn terechtkomt. Na haar studie blijft ze er hangen en heeft talloze eenvoudige baantjes. Na een tijd van uitgaan en nachtleven schakelt ze over naar een wat burgerlijker bestaan met een regelmatige functie voor een oude wetenschapper. Het leven overdag maakt haar gelijk een stuk eenzamer. Het is jammer dat de schrijfster dit, naast dat ze het toont door de beschrijving van Tatiana’s weinige contacten, ook meermalen in de gedachten van de hoofdpersoon denkt te moeten benoemen.

De sfeer waarin Tatiana zich begeeft is wel goed getroffen. Het is een lege en onpersoonlijke wereld waarin de hoofdpersoon soms bizarre dingen waarneemt op de rand van het ‘normale’.  Zo wordt ze geconfronteerd met een vrouwelijke Hitler en met een laag hangend wolkendek dat haar net op tijd redt van een belager. Hoewel deze ervaringen neigen naar surrealisme zet de schrijfster ze geloofwaardig neer.
Het onveilige gevoel dat Tatiana in een buitenwijk van de stad had, heb ik niet ervaren. Ik begaf me dan ook overwegend in de luwte van de toeristenmassa. In een paar dagen kun je niet meer dan een klein beetje raken aan de kern van het wezen van de stad. Het maakt wel nieuwsgierig naar de rest. En zou de schrijfster nog meer gepubliceerd hebben?        

woensdag 23 mei 2012

De dwaaltuin

In dit historische verhaal, dat speelt in de negentiende eeuw op het terrein van een psychiatrische inrichting in Engeland, is eigenlijk geen duidelijke hoofdpersoon aan te wijzen. Het gaat over John Clare, een dichter die opgenomen is, over dokter Allen, die de inrichting leidt en over zijn dochter, Hannah, die hoopt door met een buitenstaander te trouwen van het terrein van de inrichting af te komen. Misschien vervult de locatie wel de belangrijkste rol. ´De dwaaltuin´ (in 2011 in het Nederlands verschenen) geeft een enigszins poëtisch beeld van hoe het er hier aan toe ging.

Adam Foulds volgt in dit verhaal de wegen van enkele personages in hun zoektocht naar zin in hun leven, vooruitgang, liefde, vrijheid. Clare heeft zijn geliefde verloren en zoekt zijn heil bij zigeuners die hij stiekem bezoekt. Hannah worstelt met haar verlangen weg te komen via verschillende potentiële huwelijkskandidaten, waarvan er geen een lijkt te kunnen voldoen. Haar vader vindt een houtbewerkingsmachine uit waarmee patiënten zouden kunnen werken, maar die faalt in de praktijk en richt hen ten gronde.
Alle lijnen in dit verhaal lijken dood te lopen. ´De dwaaltuin van een leven zonder uitgang, met paden die waren genomen en plekken bezocht,´ denkt Clare als hij opgesloten in zijn kamer zit. Een sombere slotsom, terwijl het verhaal toch geen benauwende sfeer ademt, zoals bijvoorbeeld het boek ´Camille & Paul´, over de langdurige opname van Camille Claudel. Het lijkt erop dat de schrijver vooral een sfeer heeft willen schetsen, zonder de echte rauwe randen op te zoeken. Een treurige vertelling die niet echt diep doordringt, maar zich manifesteert als een kabbelend stroompje.          

zondag 13 mei 2012

Siddhartha

In Siddhartha verhaalt Hermann Hesse van een jongen in India die op zoektocht gaat naar de essentie van het leven. Hij schreef het in 1922 toen hij al meer dan twintig romans op zijn naam had staan en er nog vele zouden volgen. Naast proza schreef hij ook gedichten en schilderde hij. Later in zijn carrière (in 1946) ontving hij de Nobelprijs voor de literatuur. Uit Siddhartha spreekt een grote mensenkennis en ervaring. Hesse schreef het toen hij halverwege de veertig was. Hij leidt de lezer aan de hand van de hoofdpersoon door verschillende fasen in diens leven, die je tegen kunt komen als je op zoek bent naar de zin ervan. Hij doet dit met eenvoudige woorden, die toch een grote kracht hebben door hun wezenlijke inhoud.

Siddhartha is de zoon van een Brahmaan, een soort priester in het geloof van de god Brahma, en verlaat zijn vader op zoek naar  meer in zijn leven. Hij besluit zijn leven op ascetische wijze te leven, zonder de vervulling van aardse behoeften en genoegens. Dit lukt hem goed, maar stemt hem nog niet tevreden. Dan komt hij bij Boeddha terecht. Die spreekt hem wel aan, maar hij vindt dat hij zelf een wijsheid in zich moet voelen en wil niet een zogenaamde ‘wijze’ volgen. Vervolgens stuit hij op  de liefde, die van hem vraagt om aan een zekere standaard te voldoen. Daarvoor gaat hij aan het werk. De verkregen overdaad maakt hem hebzuchtig en verslaafd. Ook de liefde is niet meer puur en zuiver en hij verlaagt zich weer tot de bedelstaf. Hij belandt uiteindelijk op een plek waar hij in harmonie is met zijn leven. Ondertussen is hij een oude man geworden.
De schrijver heeft een meeslepende schrijftrant en zet de opeenvolgende fasen in het leven van Siddhartha met overtuiging neer. Mooi in het verhaal is de terugkeer van bepaalde personen in het leven van de hoofdpersoon, die hem telkens iets te zeggen hebben, hem tot een bepaald inzicht brengen of die hij zelf van goede raad voorziet. Vele perspectieven van waaruit je het leven kunt benaderen worden benoemd en de boodschap lijkt te zijn dat je de essentie in jezelf moet zoeken. Maar ook dat je dat zelf  moet ervaren en misschien wel door schade en schande wijs zult worden. Al zal het lezen van dit boek wel een klein beetje helpen. 


zaterdag 5 mei 2012

Engel en andere muziekverhalen

In 2004 verraste Christine Otten met haar roman over ‘The last poets’. Hun raps vormden de oorsprong van de latere geëngageerde hip hop. Hoewel haar manier van schrijven  ongrijpbaar lijkt, weet Christine Otten toch telkens sferen en ideeën op zo’n manier aan te raken, dat een poëtisch beeld ontstaat. Ze heeft een voorliefde voor het creatieve proces dat muzikanten doormaken en vergelijkt dit met haar eigen schrijfproces. Ze is benieuwd naar hun drijfveren en naar waar ze hun inspiratie vandaan halen. In ‘Engel en andere muziekverhalen’(2000) reist ze in de voetsporen van diverse musici en interviewt enkele van hen om daarachter te komen.

De idolen van Christine Otten zijn onder anderen John Cale, Nico, Siouxsie Sioux en Nick Cave. Het zijn de wat meer alternatieve sterren van de jaren ’70 en ’80, haar tiener- en twintigerjaren. Als puber heeft ze een hechte band met haar broer, die later zelf muzikant wordt. Hij wijdt haar in in de muziek. In haar jonge jaren gaat ze vooral op de melodie van de muziek af.  Later, als ze gaat schrijven, krijgt de tekst voor haar een grotere rol. Maar de magie van de muziek blijft voorop staan. Die magie vindt ze op een hoger plan staan dan wat woorden in de literatuur kunnen doen. Daardoor is ze enigszins jaloers op muzikanten. Haar streven is dan ook om in haar verhalen iets te raden over te laten, waarmee die magie zoveel mogelijk benaderd wordt. Waarschijnlijk kan ze dit streven tegenwoordig, beter nog dan in haar boeken, in haar performances kwijt.

Met deze bundel muziekverhalen vertelt Christine Otten niet alleen verhalen over muzikanten, maar ook over zichzelf. Het is haar persoonlijke zoektocht naar de zin en datgene wat zich verheft in dit leven. Hoewel ik er in het begin wel even in moest komen, werd ik toch uiteindelijk meegesleept in deze beeldende verhalen.