zaterdag 29 december 2012

Afleidingsmanoeuvres

Rond de tijd om te schrijven aan een groot verhaal moet je wat loze tijd hebben. Je kunt niet schrijven in een uurtje dat je vrij hebt tussen de boodschappen en het huishouden door. Je moet in het verhaal komen en jezelf je kleine afleidinkjes gunnen, die je nodig hebt om door te kunnen gaan. Voor de effectieve schrijftijd heb je dus meer tijd eromheen nodig. Daarom schrijf ik alleen op vrije dagen. Dan weet ik dat ik daar de rust voor heb. Of in elk geval kan proberen deze te creëren. Maar wat als het zelfs dan niet lukt?

Er is altijd wel wat waardoor ik niet aan schrijven toekom. Hele plausibele redenen. Lunchafspraken, naar de film, boodschappen, inkopen, noem het maar op. En het schrijven komt altijd pas daarna. Als er nog tijd over is. En ik nog  niet te moe ben. Maar dan is er de kerstvakantie met zeeën van tijd en als ik dan eenmaal achter mijn computer zit dan stromen de woorden uit mijn vingers! Niet dus. Er blijft iets wat me er vanaf houdt. Ik zit wel en ik lees en ik denk en ik schrijf wat verder, maar echt stromen doet het dus niet. Ik moet eerst een kop koffie hebben of een crackertje kaas, dan kan ik weer verder. Of even naar de wc of even uit het raam hangen. Uiteindelijk schrijf ik wel wat, maar niet zoveel als ik had gehoopt. Mijn verhaal is nog graatmager, het moet duidelijk meer body krijgen. Morgen weer een dag. Een vrije nog wel!

zondag 16 december 2012

Geen schrijfmachine

Professionele schrijvers zeggen altijd dat je  niet op inspiratie moet wachten om te gaan schrijven, maar dat je discipline moet opbrengen en het gewoon doen. Rust, je computer voor je neus, een stevige kop koffie en schrijven maar. Zonder gelijk heel kritisch te zijn, dat kan later altijd nog. Bepaalde schrijvers verstaan de kunst om hun verhaal in eerste instantie in één grote flow eruit te knallen en pas daarna uitgebreid gaan slijpen en schrappen. Zo’n schrijver ben ik dus niet. Bij mij is het toch wat bedachtzamer en compacter. Het lijkt dan alsof er maar weinig voortgang zit in mijn verhaal, maar ik heb dan waarschijnlijk achteraf ook minder modelleerrondes nodig. Hoop ik dan maar.

En de nodige inspiratie geldt in mijn geval niet zozeer het verhaal, want dat zit in grote lijnen wel in mijn hoofd, maar meer de kapstok waaraan ik het op kan hangen. Welke praktische vertaling maak ik voor het overbrengen van mijn vrij abstracte verhaal? Waar kan het concreet mee verteld worden?  Bij het begin van mijn verhaal ontdekte ik gelijk hoeveel je kunt vertellen in dialogen. Maar daar moet je ook weer niet teveel in blijven hangen, want dan mis je de diepte. Kortom: het is nog zoeken en uitproberen voor mij. En langzaam maar gestaag vormt zich het verhaal. En ik moet veel geduld hebben, want ik ben zeker geen ‘schrijfmachine’!  

zondag 9 december 2012

Beginnersperikelen

Wat als het prille begin van je verhaal zowel met lovende woorden als met onverbloemde kritiek besproken wordt? Je gaat niet gelijk naast je schoenen lopen, maar ook niet direct verder schrijven op de ingeslagen weg. Je twijfelt aan jezelf. Aan het begin van het verhaal, aan het hele verhaal, aan je schrijfaspiraties. Moet ik hier wel mee doorgaan? Is dit wel mijn ding? Of doe ik er beter aan om eerst aan een substantieel verhaal te werken voor ik het anderen laat lezen? Moet ik me in dit stadium niet teveel aantrekken van de meningen van anderen?

Vooralsnog ben ik een beetje lamgeslagen, maar heb wel de intentie om met het verhaal door te gaan, zodra mijn gevoel daarover weer wat positiever is. De lovende woorden kwamen toch ook ergens vandaan. Stort me voorlopig even op het levensverhaal van Helene Kröller-Müller. Interessant om te lezen wat haar motiveert en drijft in haar leven. Misschien doe ik al lezende wel inspiratie op.

zaterdag 1 december 2012

Afkijken en klem raken

Hoe inspirerend kan het zijn om debuten te lezen? Ik las pasgeleden ‘Blauwe maandagen’, het bejubelde debuut van Arnon Grunberg, en was onder de indruk. Nu hij met vele fantastische verhalen zijn naam heeft waargemaakt en de pers zijn debuut gelijk als voorbode zag van een prachtig oeuvre, vraag ik me toch af of zijn succes uit zijn eerste boek te voorzien is geweest. Want was het niet een van de vele autobiografische puberverhalen (of moet ik zeggen ‘coming of age’ verhalen?) waarna de debutant geen stof tot verder schrijven meer vindt? In zijn geval blijkbaar niet.

Hij  kijkt dan ook verder dan zijn eigen arena. Hij verplaatst zich in figuren die zich aan de rand van het sociaal wenselijke gedrag in onze samenleving begeven door het extrapoleren van zijn eigen gedachtegangen. Deze zijn op zichzelf vaak al enigszins excentriek en leiden bij het uitbouwen ervan tot bizarre en hilarische situaties. Hierbij denk ik bijvoorbeeld aan ‘De asielzoeker’, ‘Tirza’ en ‘Huid en haar’. Je merkt in zijn verteltrant dat hij plezier beleeft aan deze ‘uitwassen’ van zijn geest. Dat geldt als het goed is ook voor de lezer.

Al wijken zijn verhalen zo af van de gangbare werkelijkheid, alles wat hij schrijft, weet hij geloofwaardig over te brengen. Zijn verhalen lezen alsof hij ze zo even achteloos op papier heeft gezet, met een grote onnadrukkelijkheid. En dat is waarschijnlijk de kracht van een echt talent; de vanzelfsprekendheid van zijn verhaal. Je leest ‘Blauwe maandagen’ en denkt onwillekeurig: o, maar dat kan ik ook! Je schrijft en leest nog eens wat van hem en denkt: waar is mijn onbevangenheid in deze worsteling? In deze fase van het schrijven zit ik dus nu, de worsteling met woorden (of moet ik zeggen ´struggle for life´?).   

zondag 25 november 2012

Changement

Omdat ik bezig ben met het schrijven van een verhaal, zal ik hier geen uitgebreide boekbesprekingen meer schrijven. Het verhaal vraagt namelijk eenzelfde soort van tijd, ruimte en aandacht en dat wil ik nu voorrang geven. Maar misschien kan ik hier korte stukjes schrijven over mijn ervaringen met schrijven en lezen. Hoe deze elkaar kunnen beïnvloeden, maar ook in de weg kunnen zitten. Veel schrijvers lezen niets tijdens het schrijfproces, maar Tommy Wieringa leest juist boeken ter inspiratie als hij in zijn schrijfwerk vastloopt. Ik blijf ook in elk geval lezen. Schrijven is vers twee. Ik kan het hier dus hebben over een ontmoedigend tot een inspirerend boek. Van een flow tot een block. Van A tot Z, wie weet!  

zondag 18 november 2012

Coco & Co

In 2011 verscheen van de hand van de Belg Claude Blondeel een kleine, mooie bundeling van portretten van beroemde vrouwen uit de twintigste eeuw. Hij noemde het ‘Coco & Co’, naar Chanel, en gaf het als ondertitel mee ‘Schone vrouwen’. Hierin schetst hij kort de levens van vrouwen van Alma Mahler tot Billie Holiday en van Ingrid Bergman tot Romy Schneider. Alle beschreven vrouwen zijn inmiddels overleden en slechts twee van hen hebben nog even in de 21e eeuw geleefd, namelijk Leni Riefenstahl en Nina Simone. Karl Meersman tekende voor de illustraties en heeft van elke vrouw een bijzonder portret gemaakt.

De schrijver vertelt de hoofdlijnen uit de levens van de vrouwen langs ijkpunten zoals geboorte, afkomst, ontwikkeling, liefdes en dood. Al snel blijkt dat tien pagina´s ontoereikend zijn voor deze levensverhalen. Toch weet Blondeel er telkens wel een smeuïg verhaal van te maken. Jammer is dat hij daarbij soms wat slordig is. Zo noemt hij Alma Mahler al bij deze naam nog voordat ze de componist Mahler ontmoet heeft en verwisselt hij een enkele keer jaartallen. Maar de dappere poging om tot deze ingedikte verhalen te komen is er niet  minder om.

Grote gemene deler tussen al deze vrouwen is wel hun strijd met de roem. Elk van hen heeft een zeker talent wat vaak met de nodige moeite naar buiten komt. Door de omstandigheden, allerlei verleidingen en door juist die mannen die het dichtst bij hen staan. Zo mag Alma van Mahler niet langer componeren en mag Zelda van Scott Fitzgerald niet de arena van zijn schrijverij betreden, terwijl hij zelf in zijn boeken uit haar brieven en dagboeken citeert. Het zijn stuk voor stuk interessante levensverhalen die doen verlangen naar meer. Dus op zoek naar meer biografieën!


zaterdag 10 november 2012

Dus ik ben weer

Twee jaar geleden schreven Stine Jensen en Rob Wijnberg samen het boek ‘Dus ik ben’, waarin ze op zoek gingen naar identiteit. Nu komt Stine Jensen met een vervolg in ‘Dus ik ben weer’ (2012). Wijnberg is druk met zijn NRC Next, maar Jensen filosofeert er nog lustig op los. In het eerste boek kon je de door haar ingebrachte stukken duidelijk herkennen aan de voorbeelden die ze gebruikte. Het nieuwste boek is helemaal van haar en vormt veel meer een geheel.

Slechts twee jaar na de eerste verkenning van identiteit bleek de actualiteit het eerste boek alweer ingehaald te hebben. De economische crisis dringt steeds meer door in de samenleving en dat is van invloed op onze identiteit. Gingen de schrijvers in het eerste boek nog uit van de maakbaarheid van onze identiteit, nu is deze niet meer zo vanzelfsprekend.

Er lijkt weer een tweedeling in de maatschappij te ontstaan waarbij de ene groep volop mogelijkheden heeft om zich te ontwikkelen en naar wens zijn identiteit te bepalen, terwijl de andere groep weinig geld, macht en keuzemogelijkheden heeft. De crisis lijkt de optimistisch gestelde maakbaarheid voor een groot deel te beperken. Het aanbod richt zich noodgedwongen op de massa, waardoor er ook een verschraling optreedt op bijvoorbeeld cultureel gebied.

Stine Jensen heeft weer interessante variaties gevonden op ‘Ik denk, dus ik ben’. Ze gaat in de proloog ook in op de aangedragen variaties als reactie op het eerste boek. Ze plaatst het thema identiteit in de huidige tijd met actuele voorbeelden. Ze doet dit op een gedegen manier met de nodige literatuurverwijzingen. Het  boek lijkt een wat steviger gefundeerd vervolg op het eerste boek.  Van social media en vergroving van taalgebruik tot reality tv, het zit allemaal in dit  boek. Een aanrader als je een goed beeld wilt krijgen van de mens anno nu.  

zondag 4 november 2012

Vrij man

In ‘Vrij man’ (2012) ontmoet Nelleke Noordervliet zelf Menno Molenaar in het hedendaagse New York. Hij is de hoofdpersoon in haar verhaal. Uit zijn vraag of in Nederland nu Oranje aan de macht is, nadat De Witt is vermoord, blijkt echter dat hij uit de zeventiende eeuw komt. Dat prikkelt de fantasie van de schijfster en ze besluit in zijn huid te kruipen, want ‘dat is wat schrijvers doen’. Zo verbeeldt ze zijn leven en treedt ze soms even toe in zijn verhaal. Het lijkt een gezochte constructie, maar ze weet het zo te brengen dat het werkt.    

Molenaar is van huis uit geen rijk man, maar kan studeren op kosten van zijn weldoener in ruil voor politieke informatie. Zo wordt hij arts en jurist en begeeft zich in de kringen van De Witt. Ook komt hij in contact met vrijdenkers, waardoor hij zijn geloof verliest. Als alle banden hem te nauw worden, pleegt hij een agressieve daad waarna hij naar New York vlucht, de nieuwe wereld. Daar wil hij volgens zijn  idealen een democratische gemeenschap opbouwen. Hij komt een heel eind, maar het is al snel duidelijk dat Noordervliet hem geen happy end zal gunnen.

De schrijfster zet in kleuren en geuren een realistisch beeld neer van het leven in de zeventiende eeuw. Het New York van toen is nog lang niet het toppunt van westerse beschaving wat het later zal worden. Het streven van Molenaar naar vrijheid en een ideale samenleving brengt hem niet alleen in hoge, maar ook in lagere kringen waar hij zich aan de omstandigheden aanpast. Als hij uiteindelijk zijn vak als arts uitoefent, stuit hij op kritiek van de plaatselijke gelovige bevolking, omdat hij zo wetenschappelijk te werk gaat, dat hij in hun optiek daarmee de wil van god ondermijnt. Een aan hem nagelaten fortuin biedt hem een zekere vrijheid, maar brengt ook verantwoordelijkheden met zich mee.

Nelleke Noordervliet zet het rauwe en soms ook plechtstatige leven van die dagen goed neer en hanteert een daarbij passend taalgebruik. Als Molenaar de dood in de ogen kijkt zegt ze: ‘Net voor de dood gaf het lichaam de strijd op en zweefde wiegend in het vruchtwater van de tijd, wachtend op de geboorte van de ziel in de eeuwigheid.’ Hij overleeft dit keer, maar zal anderen verliezen. Een stevig verhaal over een intelligente man, die steeds zoekende is naar vrijheid, maar het in wezen nooit vindt.
 


zaterdag 27 oktober 2012

Een kamer in Rome

De kamer in Rome uit de titel komt aan het eind van het boek pas in beeld als Daniël,  de hoofdpersoon, daar met een vriend uit Nederland vakantie gaat vieren. Hun verhaal op die plek lezen we niet. Maar wel het verhaal van Daniël wat hij daaraan voorafgaand beleefde. Sipko Melissen heeft voor dit boek (2012) een bijzondere constructie gekozen. Met verhalen in verhalen, feiten en fictie die elkaar inhalen en tal van verwijzingen naar de literatuur. De werkelijkheid lijkt een verhaal zonder schrijver, denkt Daniël, die literatuurwetenschap studeert. ´Een verhaal zonder schrijver, zonder lezer. De verhaalfiguren deden soms verwoede pogingen te achterhalen wat de bedoeling van dit alles was. Ze zouden willen loskomen van het papier om te zien welke naam er op het omslag stond en óf er wel een naam op stond.´ 

Als de vriendin van Daniël aangeeft dat hij volgens haar niet genoeg in de realiteit leeft en een punt achter  hun relatie zet, besluit hij alleen naar Italië te reizen. Hij stelt zich ten doel de schrijver van een vergeten novelle op te sporen. Via via komt hij hem op het spoor, maar hij is niet meer goed aanspreekbaar. Wel ontdekt hij dat de novelle van deze schrijver sterk autobiografisch is. Ook vindt hij de plaats waar het verhaal zich afspeelde. Het ging over een dagelijks treffen tussen een oudere dichter en een jonge jongen. Net als Daniël denkt dat hij weet hoe het zit, komt hij iemand tegen die zijn aannames volledig onderuit haalt. Is de vermeende schrijver wel de schrijver? Is de novelle wel in grote getale gedrukt?

Behalve over het waarheidsgehalte van een boek of de werkelijkheid, gaat dit  boek ook over het ontdekken van de liefde. Daniël ervaart op zeker moment warme gevoelens voor een jongen die hij tijdens zijn tocht ontmoet. Melissen weet dit heel naturel te vertellen. Hij laat je als lezer achter met de vraag naar het autobiografische gehalte van zijn verhaal, terwijl dat er tegelijkertijd niet toe doet. Maar hij sleept je ook mee. In deze duizelingwekkende tocht van  Daniël die 25 jaar is en zijn leven lijkt te beginnen, terwijl Keats op zijn 25e stierf. Een intrigerend verhaal wat knap in elkaar steekt.

zaterdag 20 oktober 2012

Amsterdam - Delphi

Fijn, weer een nieuw boek van Rosita Steenbeek. Dat betekent een vleugje romantiek, een vleugje oude Grieken en Romeinen, een vleugje waarheid en een vleugje drama. Ze verstaat de kunst om uit haar eigen leven mooie verhalen te destilleren. De ene keer over iets wat haar overkomt, zoals in Intensive care, waarin ze over haar auto-ongeluk vertelt, en de andere keer zoals in dit verhaal, over een reis die ze maakt om verslag van te doen. Hoewel de term ‘verslag’ geen recht doet aan haar overwegend boeiende verhaal. 

Het boek Amsterdam – Delphi (2012) heeft als ondertitel ‘Op de fiets naar het orakel’ meegekregen. Met haar Armeense vriend Art, die een verwoed fietser en fotograaf is, onderneemt ze deze tour de force. Al eerder heeft hij zeer waarschijnlijk model gestaan voor een van de hoofdpersonen van de novelle ‘De trein naar Oefa’ (2010), waarin hij met een kunstenares naar zijn Armeense familie reist. De tegenstellingen tussen beide hoofdpersonen breken hun liefde uiteindelijk op, wat tot een abrupt en onbevredigend einde leidt.

Maar in de fietstocht naar Delphi heeft de schrijfster voor een autobiografische insteek gekozen. Zij en Art zijn aan elkaar gewaagd, getuige de vele woordenwisselingen en lieve woorden over en weer. Hij kan poeslief, maar ook erg driftig zijn. Op het eerste gezicht zet Steenbeek zichzelf en Art nogal stereotype neer. Zij met haar roze fietsje met stuk voor stuk benoemde roze onderdeeltjes en hij met zijn technisch inzicht en stoere, mannelijke beharing. Gelukkig zijn er ook uitzonderingen zoals wanneer ze elkaar kwijtraken en zij rustig verder fietst in het vertrouwen dat ze elkaar wel weer zullen vinden en hij die op een bepaald moment  total loss aan de kant van de weg gaat zitten en niet meer verder wil.  

Op de tweeënveertigste dag bereiken ze Delphi. Steenbeek schrijft: ’Hier voel je je nietiger dan ooit maar tegelijkertijd word je opgetild, deelgenoot gemaakt van iets ontzagwekkends.’ Het aankomen bij het orakel vormt het bereiken van het doel, maar ook het einde van de intensieve reis ernaartoe. In een nuchtere epiloog vertelt de schrijfster over een latere terugkeer naar Griekenland, waaruit de negatieve gevolgen van de crisis en andere rampspoed zich heeft geopenbaard aan de mensen die ze eerder tegenkwamen. Ook zelf krijgt ze na de reis fysiek de rekening gepresenteerd. Ze eindigt met de sterrenhemel boven een demonstratie van de Grieken; de natuur gaat altijd haar eigen gang.


 

  

zondag 14 oktober 2012

Tonio


Dit boek van A.F.Th. van der Heijden (2011) is een burcht. Je kunt erin wonen, je erin verschuilen. Hoe meer ik het einde naderde, hoe langzamer ik ging lezen, omdat ik niet wilde dat het verhaal was afgelopen. De schrijver moet dat zelf ook hebben gehad. Zolang hij schreef over het verlies van zijn zoon, Tonio, aan een verkeersongeluk, hield hij de gedachte aan hem levend. Het voelde als een verplichting aan Tonio om hem te eren met het requiem wat dit boek uiteindelijk werd. Overigens kon Van der Heijden niet anders. De dag na het ongeluk was dag één in zijn planning van zijn volgende boek. Maar van daaraan gaan werken kon geen sprake zijn. Alle urgentie daarvoor was verdwenen. En het schrijven over Tonio ging vanzelf. Hij moest het doen, om schijnbaar grip op de situatie te krijgen.

Zo heeft de schrijver samen met zijn vrouw, Mirjam Rotenstreich, het ongeluk en de avond ervoor, gereconstrueerd. Ze spreken met vrienden van Tonio om een beeld te krijgen van de gebeurtenissen. De avond lijkt van toevalligheden aan elkaar te hangen. Als hij na het stappen  wat langer had blijven staan kletsen met zijn vrienden, dan was het niet gebeurd of als hij geen omweg had genomen om shoarma te halen…   

Van der Heijden huilt niet hardop, zoals zijn vrouw, maar van binnen, waar het nu eens sijpelt en dan weer gutst. Hij had Tonio een verhaal over zijn leven beloofd wat hij op zijn achttiende zou krijgen.  Eenmaal zo oud had de schrijver het verhaal nog  niet af. En nu lijkt het ineens rond. ‘Wat ik hem in het vooruitzicht had  gesteld, was een boekje met een open einde. Het dreigt nu overcompleet te worden.’

Het treurige verhaal wordt breed uitgesponnen en alle herhalingen erin bevestigen het verdriet van de ouders die hun enig kind verliezen. De kracht van Van der Heijden is dat hij dit weet te doen op zo´n manier dat het nergens sentimenteel wordt, maar dat het je wel diep raakt. Ook is het knap dat hij een voor velen bekend verhaal  zo vertelt dat het toch iets nieuws biedt en zelfs met een waardig en ontroerend slot komt.

zaterdag 6 oktober 2012

De ochtend valt


In deze geheimzinnige novelle (2012) laat Manon Uphoff de oudste zoon van een man waarvan de vrouw verdwenen is, aan het woord. De jongen, Michael, denkt gezien te hebben dat zijn vader zijn moeder heeft vermoord, maar hij wil er niet aan. Zijn vader beweert dat ze weg is gegaan en dat ze fout zat. ‘Er waren problemen’, zegt hij, waarmee hij zichzelf vrijpleit en haar verdwijning in vage nevelen hult.

Als zijn moeder weg is, krijgt Michael een heel zwaar gevoel. ‘Mijn hoofd is massief als lood. Vol ijzeren gedachten.’ Als oudste zoon neemt hij de verantwoordelijkheid op voor zijn broertje en zusje. In hun slaap ziet hij hen omringd door engelen, die smiespelen en nieuwsgierig zijn en hem enige troost bieden. Michael praat en filosofeert als een volwassene, een door de omstandigheden te vroeg rijpe jongen.

Met simpele dialogen weet Manon Uphoff het broertje en zusje te portretteren als kleine kinderen, waar Michael boven staat. Hij begrijpt hen. Maar hun vader niet. Wat doet die de hele dag? En de zogenaamde kinderen, worden ze niet ongemerkt volwassener, ook al probeert hij ze op te voeden als kleine kinderen?

Uphoff laat Michael zich realiseren dat hij graag een normaal gezin wil hebben, terwijl hij zich beseft dat hij dit niet heeft. Het wordt een streven voor hem, een toekomstdroom. Maar de kinderen hebben wel iets van de gekte van hun ouders… Een poëtisch en sfeervol verhaal.    

zondag 30 september 2012

M. Vasalis


In 2011 verscheen van de hand van Maaike Meijer een lijvige biografie van de bekende Nederlandse dichteres Vasalis.  Vasalis was degene die de regel schreef, die vaak wordt aangehaald op rouwkaarten; ‘… niet het snijden doet zo’n pijn, maar het afgesneden zijn.’ Ze ontving twee belangrijke prijzen voor haar werk, wat bijzonder is, want zij publiceerde tijdens haar leven slechts drie dichtbundels. Toen haar leven zijn einde naderde, heeft ze voorbereidingen getroffen voor een postuum uit te geven bundel, die er ook is gekomen. Haar bijna 90-jarige leven (1909 – 1998) omvat een groot deel van de twintigste eeuw. De biografie geeft een beeld van een intelligente en veelzijdige vrouw in die tijd, die ondanks al haar inspanningen toch vaak het gevoel had dat ze tekort schoot.

Vasalis is het pseudoniem van Margaretha Leenmans en is afgeleid van de vrije vertaling van ‘leenman’ in ‘vazal’. De dichteres hechtte grote waarde aan haar privacy en vond het dan ook heel vervelend dat een bekende haar identiteit per ongeluk prijsgaf. Zij was behalve dichteres ook kinderpsychiater, moeder en vrouw van Jan Droogleever Fortuyn. Verder was zij zeer ontvankelijk voor nieuwe contacten en stond altijd open om mensen in haar omgeving te steunen op moeilijke momenten. Al deze rollen legden veel beslag op haar tijd en het dichten was vaak het sluitstuk. Pas op het einde van haar leven nam de dichtkunst een grotere plaats in.

Maaike Meijer weet het lange levensverhaal van Vasalis met een goed inzicht in haar persoon te vertellen. Ook doet zij dit met een groot respect voor de beweegredenen van de dichteres. Zo geeft zij bijvoorbeeld verklaringen voor haar dromen die recht doen aan de persoon, zonder te ver te zoeken. Meijer is zeer secuur wat betreft haar bronvermeldingen. Alleen soms staat er wat veel in de voetnoten; sommige van de daar vermelde tekst had gewoon in het verhaal opgenomen kunnen worden. Maar dat is een kleinigheid. Want het boek in zijn geheel verdient grote bewondering. Maaike Meijer heeft de schat aan informatie die ze tot haar beschikking had getransformeerd tot een prettig leesbaar verhaal wat nooit saai wordt. Vasalis had dan ook tot op haar oude dag een ‘jonge geest’, die zich bleef verwonderen over de wereld om haar heen.     
  

zaterdag 22 september 2012

De man die in zijn eentje de Olympische Spelen organiseerde


De titel van de tweede roman (2012) van Erik Jan Harmens klinkt hilarisch en dat is het verhaal dan ook. De schrijver voert een ‘gewone man’ ten tonele die zichzelf een geboren organisator vindt; hij is al twee keer ceremoniemeester geweest. Een schimmig verzoek aan hem, afkomstig van een Aziaat in zijn achtertuin,  om de Olympische Spelen van 2012 in Nederland en België te organiseren, neemt hij bijzonder graag aan. Nu kan hij van zijn hobby zijn werk maken! Dat Erik Jan Harmens zelf werkzaam is als Head Corporate Storytelling is te merken in zijn manier van schrijven. Hij weet treffende plaatjes te schetsen van de situaties waar Ron van Dijk, de hoofdpersoon, terecht komt.

Met het nodige vakjargon uit de managementwereld gaat Ron van Dijk zijn nieuwe opdracht te lijf. Zijn mensen werken zoveel mogelijk decentraal in zelfsturende teams om de kosten van de overhead laag te houden. Hij heeft een Personal Assistent in de vorm van zijn afgekeurde schoonzus, die kritisch meedenkt, dingen regelt en als klankbord functioneert. En het ook zegt als ze na een hoop mailtjes verzenden heel erg moe is. Van Dijk houdt nogal van een beloning in de vorm van alcohol die hem uiteindelijk parten zal gaan spelen.      

Als de voorzitter van het Olympisch Comité lastige vragen stelt over de voortgang van het bouwen van accommodaties, realiseert Ron van Dijk zich dat hij eigenlijk helemaal geen zicht heeft op de vorderingen van zijn teams. Ook een vakbondsleider maakt het hem moeilijk met eisen van de werknemers. Hij concentreert zich op een bepaald project om ‘een momentum’ te creëren voor de overige projecten. Zo komt het dat hij op zeker moment ook zelf bezig is met het trekken van strepen op een hardloopbaan.

Het is een komisch verhaal met stevige speldenprikken naar de opgeklopte manier waarop bepaalde managers hun vak benaderen. Het grappige is dat het vertellen van bedrijfsverhalen waarin de schrijver zelf grossiert, evengoed gebakken lucht kan zijn. Hij kan dit verhaal dus heel goed vertellen. 

zaterdag 15 september 2012

De gevangene van de hemel

In dit derde deel van het vierluik rond het Kerkhof der Vergeten Boeken (2012) duikt Carlos Ruiz Zafón weer in de geschiedenis van Barcelona van halverwege de vorige eeuw. Hij voert weer enkele personages ten tonele waarmee je als lezer al in de eerst twee delen kennis hebt kunnen maken. Toch hoef je deze niet per se eerst gelezen te hebben om aan dit boek te kunnen beginnen. Het verhaal staat ook prima op zichzelf.

Daniel Sempere werkt samen met zijn vriend Fermín Romero de Torres in de boekhandel van zijn vader. Daniel heeft vrouw en kind en Fermín staat op het punt om te trouwen. Het leven lijkt hen toe te lachen. Dan verschijnt er een verdachte man in de winkel die het duurste boek koopt en het opdraagt aan Fermín. Dat is het begin van een reis naar het verleden, waarin Fermín een gevangene was tijdens de Spaanse Burgeroorlog en vele vernederingen moest doorstaan. Op wonderlijke wijze heeft hij kunnen ontsnappen, maar dat ging  niet zonder slag of stoot. Officieel is hij toen dood verklaard, waardoor hij geen erkende identiteit  meer heeft. Deze heeft hij wel nodig om te kunnen trouwen.

Zafón weet allerlei lijntjes uit eerdere verhalen met dit verhaal goed te verbinden. Ook in dit boek duikt er weer een schrijver op die het boek wat je aan het lezen bent geschreven heeft. Ook wordt er weer een bezoek aan het Kerkhof der Vergeten boeken gebracht, al lijkt dit er wel een beetje bijgesleept. Zijn kunst om nogal bombastisch en clichématig de sfeer weer te geven, leidt tot zinnen als: ‘Het schemerdonker had een koperkleurige tint, als de adem van een uitdovende kaars.’ Maar dit is zijn handelsmerk en hoort bij zijn verhalen. Het verhaal is goed geconstrueerd en leest ook wel lekker, maar verrast toch niet zo als ‘De schaduw van de wind’. Zou het format een beetje uitgewerkt zijn? Ik kijk meer uit naar een heel ander boek van de hand van Zafón dan naar deel vier in deze reeks. Toch zal ik als dat uitkomt waarschijnlijk nieuwsgierig genoeg zijn om het toch weer te lezen en dat zegt wel iets over het vermogen van de schrijver om te blijven boeien.

zaterdag 8 september 2012

De dienares

Tim Parks had al veel titels op zijn naam staan toen hij in 2010 doorbrak met  ‘Leer ons stil te zitten’. In dat autobiografische relaas vertelt hij hoe hij, ondanks zijn nuchterheid, door meditatie van zijn pijn afkomt. In ‘De dienares’ (2012) voert hij een vrouwelijke hoofdpersoon naar voren, Elisabeth, die ook de zogenaamde Vipassana meditatie volgt. Het is bij haar echter  niet zo duidelijk of deze nu succesvol is of niet; in elk geval zet het haar volop aan het denken.   

In het begin van het verhaal wordt Beth geïntroduceerd als dienares in een meditatiecentrum. Dit houdt in dat ze in het huishouden helpt tegen kost en  inwoning en ook de meditatiesessies bij mag wonen. Ooit is ze begonnen met een tiendaagse retraite maar  nu is ze er alweer negen maanden lang blijven hangen. Ze lijkt een doorsnee jonge vrouw, maar al gauw blijkt dat ze veel moeilijke situaties heeft meegemaakt in haar leven.  Ze was zangeres met wilde gewoontes, had liefdesproblemen en haar onbesuisde gedrag heeft tot een ongeluk geleid, waarvoor ze zich schuldig voelt.

Tim Parks blijkt bijzonder goed in de huid van deze jonge vrouw te kunnen kruipen. Haar vaak cynische, maar ook onzekere gedachten geeft hij geloofwaardig vorm. Hij beschrijft hoe de dagelijkse taken haar afleiden van haar voorgaande leven, maar haar ook niet veel verder helpen. Dan vindt ze een dagboek van een mannelijke bezoeker van het centrum, wat haar confronteert met dringende vragen uit haar eigen leven.

Parks vertelt hoe Mi Nu, een van de geestelijk leiders, de jaloezie opwekt van Beth. Ze zou ook zo stil en puur willen zijn. Dan ontdekt ze dat de Boeddha stilte afhankelijk is van diens omgeving. ‘De Boeddha zit daar zo stil, zo sereen, omdat de wereld om hem heen een chaos is.’ De schrijver biedt mooie filosofische overpeinzingen in Beth’s zoektocht naar zin in haar leven.

Nadat ze een abnormaal lange tijd in de meditatieruimte is blijven stilzitten, op een ongebruikelijke manier toenadering zoekt tot Mi Nu, op ouderwetse wijze flirt met de dagboekschrijver en besluit dat ze voortaan als Lisa door het leven gaat, lukt het haar om de knoop door te hakken en een nieuwe start te maken in haar leven. De symbolische negen maanden in het centrum zijn daarvoor zeker van belang geweest. Een prettig leesbaar boek over de loutering van een jonge vrouw, waar je je eigen gedachten aan kunt spiegelen.      

zaterdag 1 september 2012

Orang-oetans drijven niet

Een jonge jongen die na zijn middelbare school nog bij zijn ouders woont en niet goed weet wat hij met zijn leven aan moet, doet in dit boek zijn vaak cynische, maar ook komische verhaal. Hij heeft een beer van een verstandelijk beperkte broer van dik twee meter lang, die hij vergelijkt met een orang-oetan.  Zelfs in het diepe stuk van het zwembad kan hij terwijl hij op de bodem staat zijn hoofd boven water  houden. Drijven doet hij dus niet.

Stephan ter Borg maakt met dit verhaal zijn debuut, waarin hij laat zien de leefwereld van iemand zoals de jonge hoofdpersoon goed kan neerzetten. De turbulente verteltrant maakt het wel een verhaal wat continu op een hoogtepunt lijkt te verkeren, wat soms een beetje vermoeiend is. Het is een kunst om telkens zo scherp uit de hoek te komen, maar een enkele adempauze zo nu en dan zou wat meer ruimte bieden om alles te laten bezinken.

Als lezer krijg je een kijkje in het gezinsleven van de jongens met hun op zijn minst bijzondere ouders. Hun moeder heeft in haar man altijd een sterke man gezien waar ze op kon bouwen, maar hij blijkt nogal wat onhaalbare dromen na te jagen die uiteindelijk tot zijn  ondergang leiden. Zelf vat de moeder het plan op om te gaan studeren en wordt overvloedig ingewijd in het studentenleven door een jonge medestudent wat tot gênante situaties leidt.

Als vader en moeder beiden verslagen op de bank zitten, vat de hoofdpersoon het plan op om zijn broer die in een tehuis terecht is gekomen een beter leven te bieden. Hiermee komt hij eindelijk in actie, al is de vraag hoe ver hij komt met zijn lumineuze plan. Misschien lijkt hij wel meer op zijn vader dan hij zou willen toegeven…
 

donderdag 23 augustus 2012

Het boekenweekgeschenk

Onlangs verscheen een curieus nieuw boekje (2012) met de titel ‘Het Boekenweekgeschenk’ met een overeenkomstig formaat. Geschreven door ene Kary Kepla, wat klinkt als een pseudoniem, wat inderdaad met nadruk wordt vermeld op de achterkant. ‘Haar identiteit wil ze geheim houden.’ Misschien is het wel een man. Het verhaal geeft de indruk geschreven te zijn door een miskend talent dat zich wil profileren. Maar misschien heb ik het mis.

Een freelance journaliste krijgt voor de verandering eens een leuke klus voor het blad De BN’er. Ze mag de grote schrijver Berry Goedeman interviewen, die bezig is met het schrijven van het Boekenweekgeschenk. Ondanks de hoge verwachtingen, krijgt hij geen letter op papier. Als de journaliste hier lucht van krijgt, werkt ze zich binnen in zijn leven en zijn kringetje, om zichzelf uiteindelijk op een hoger plan te kunnen tillen. 

Met de nodige jeu en zichtbaar schrijfplezier wordt de gang van de journaliste beschreven. Van het boekenbal tot zijn muze, de journaliste is erbij. Goedeman zelf blijft zich gedragen als een god onder de schrijvers, ondanks zijn writersblock. Wie is toch deze man? Zijn grote neus en arrogantie wijzen in de richting van Harry Mulisch en zijn seksuele driften doen denken aan Jan Wolkers. Maar wellicht is hij een mix van grote namen, die het literaire establishment vertegenwoordigt, waar de journaliste (en misschien ook de schrijfster) tegenop bokst.   


De tekst rammelt hier en daar een beetje, maar dat doet aan het amusante verhaal niets af. Grappig detail is dat het is uitgegeven door mijnbestseller.nl. In het verhaal krijgt de carrière van de journaliste uiteindelijk een enorme boost, iets waar Kary Kepla waarschijnlijk zelf ook op aast. Ze sluit af met een vermakelijk spelletje tussen feit en fictie. Leuk boekje!    

dinsdag 14 augustus 2012

De dood heeft mij een aanzoek gedaan

Het had er voor mij even de schijn van dat Kristien Hemmerechts in ‘De dood heeft  mij een aanzoek gedaan’ (2010) in zou gaan op hoe ze omgaat met haar doodswens. Maar deze gedachte klinkt veel te zwaar voor het verhaal dat ze in dit boek vertelt. Het gaat niet alleen over haar dood, zelfs niet alleen over de dood in breder perspectief, hoewel deze wel een groot aandeel heeft, maar ook over leven en liefde.

De titel heeft Hemmerechts ontleend aan het werk van haar overleden man, de dichter Herman de Coninck. Hij schreef de mooie regels: ‘De dood heeft  mij een aanzoek gedaan / Ik werd wit van het blozen. / (Ik bloosde als witte rozen.)’ De schrijfster lijkt echter niet te hoeven blozen, gezien haar openhartigheid in dit dagboek dat bijna een jaar van haar leven beslaat. Ze noemt het ‘een project’.

Op de eerste pagina schrijft Kristien Hemmerechts: ‘Het project bestaat uit het zoeken naar een antwoord op de vraag: waarom wil ik mijn leven afronden?’ Gelijk gevolgd door de vraag hoe ze zichzelf van deze afronding af kan houden. Dit kan lijken op koketteren met haar dood, maar de rest van dit boek maakt duidelijk dat ze op bepaalde momenten wel degelijk een zekere zwaarte voelt in haar leven. Ze heeft dan ook twee zoons verloren en de genoemde De Coninck.

Ze beschrijft vele doden en misstanden uit de actualiteit die het idee van zinloosheid oproepen. Waar is het allemaal goed voor? Tegelijkertijd kan ze soms enige afstand nemen door een cynische benadering ervan. Met deze mengeling voorkomt ze dat het een klaagzang wordt, terwijl het nu een interessant egodocument is, wat ook een teken van de tijd is. Daarom vind ik het jammer dat de dagen en maanden waarop ze schrijft wel genoemd worden, maar het jaartal niet.

Vele facetten van leven en dood komen in dit relaas aan bod. Ook krijg je een inkijkje in het (gewezen) leven van de ouders van de schrijfster en hoe zij daar zelf een plaats in heeft. Als lezer vond ik het prettig om de meanderende gedachten van Hemmerechts te volgen.  

zaterdag 4 augustus 2012

Tegen de tijdgeest

In dit boek (2011)beschrijven drie wetenschappers  hun persoonlijke ervaringen met een psychose. Ondanks de gezamenlijke rode draad, namelijk de vraag naar aandacht voor het verhaal achter de cliënt, staan de drie verhalen toch redelijk op zichzelf. Het voor en nawoord verhelpen dit niet echt. Elke schrijver heeft zijn eigen stijl van vertellen en legt andere accenten. Maar dat hoeft geen probleem te zijn, want de verhalen op zich zijn interessant om te lezen.   

Daan Muntjewerf werd begin deze eeuw psychotisch, toen hij halverwege de 20 was. Hij begint zijn deel van het boek met een verhalend stuk, voor een groot deel tijdens zijn psychose geschreven. Hoewel het heel authentiek is, wordt het soms ook een beetje vermoeiend om te lezen. Maar dan stapt hij over naar commentaar vanuit het heden. Op een vakantie heeft hij waandenkbeelden gekregen, is door de politie opgepakt en uiteindelijk in een inrichting belandt. Hij vraagt zich af of dit in zo´n negatieve sfeer had gemoeten, alsof hij een crimineel was. Verder is het bizar dat hij in een joodse inrichting zit, terwijl zijn wanen zich hier juist tegen keren.

Huub Mous en Egbert Tellegen komen in de jaren ´60 van de vorige eeuw met de psychiatrie in aanraking. Mous is dan pas 18 en Tellegen 22 jaar oud. Beiden ervaren dat er weinig aandacht is voor de inhoud van hun waandenkbeelden, terwijl deze voor iemand die ze meemaakt zo belangrijk zijn. Huub Mous schetst een beeld van zijn psychose tegen de achtergrond van de secularisering in Nederland. Hij valt van zijn geloof wat voor hem een schokkende ervaring is. Zijn persoonlijke ervaring had hij wat mij betreft wat uitgebreider mogen beschrijven dan de sociale achtergronden.

Egbert Tellegen is zeer belezen en heeft daarnaast gesprekken gevoerd met mensen die een psychose hebben gehad en behandelaars. Hij komt tot de conclusie dat er nog veel verwarring in begrippen bestaat, ook onder psychiaters. Er wordt geen eenduidig onderscheid gemaakt tussen een psychose en schizofrenie. Belangrijker nog is dat de behandeling zich alleen op onderdrukking lijkt te richten zonder de eventuele waarde te erkennen van de bij de cliënt opgekomen ideeën. Zo trof hij in volgeschreven schriften van zijn hand van vlak voor de psychose zeer zinnige analyses aan. Dit terwijl een dergelijke ´schrijfmanie´ door elektroshocks onderdrukt werd.

Ruimte bieden is beter dan onderdrukken, zo denken alle drie de schrijvers. In de behandeling moet de inhoud meer vorm krijgen en dient men terughoudend te zijn met medicatie. Zo spreken de drie uiteindelijk toch met één duidelijke stem. 



vrijdag 27 juli 2012

Liefde tegen liefde

In 2008 werd ‘Liefde tegen liefde’ van de zusters Groult opnieuw uitgegeven in een modern jasje. Ik begon het te lezen alsof het een redelijk recent boek was. Maar het bleek oorspronkelijk al uitgegeven te zijn in 1965. Evengoed is de inhoud over een moeizame driehoeksverhouding nog steeds actueel. Het boek verhaalt over Jean en twee vrouwen, waarvan één zijn vrouw en één zijn minnares is. Oorspronkelijk waren de vrouwen vriendinnen, maar die vriendschap  werkt niet meer in de nieuwe verhoudingen.     

Om de beurt schrijven Benoite en Flora Groult een hoofdstuk vanuit respectievelijk de vrouw, Marianne, en de minnares, Juliette. Zo krijgen beide personages elk een eigen stem. Benoite is een wat aardse vrouw, met de nodige diepgang en sociale onhandigheid en Juliette een vurig type dat er altijd tip top uitziet en gezellig mee kletst en zich ondertussen groot houdt. Jean laveert tussen de één en de ander en ziet geen probleem, omdat hij van beiden houdt. Voor de vrouwen ligt dat anders; zij willen nummer één zijn. Door hun band kunnen zij elkaar echter niet zomaar als ‘loeder’ beschouwen, wat het nog moeilijker maakt. Marianne typeert met enige bitterheid haar relatie met Jean als volgt: ‘We hebben te vaak Tararaboemdiee gespeeld op onze Stradivarius, en nu vibreren onze instrumenten niet meer zo goed.’

Als lezer volg je de strijd die beide vrouwen voeren. Jean is daarbij niet alleen maar een romantisch ideaal, maar ook een hedendaagse man met de nodige gebreken. Marianne besluit enige tijd afstand te nemen door bij een vriendin in te trekken. Ze realiseert zich dan: ‘Een man verlaten betekent ook: de vrouw achterlaten die hij van je gemaakt heeft.’ Deze afstand betekent niet automatisch dat Jean zich dan volledig op Juliette stort. Het is een waar genot om de gedachtegang van beide vrouwen te volgen en vooral om dezelfde situaties vanuit hun beider perspectief te bezien. Dat ze nog brieven schrijven in plaats van te mailen of sms-en doet aan de essentie van het verhaal niets af.

vrijdag 20 juli 2012

Het grote huis

In ‘Het grote huis’ (2010) van Nicole Krauss komen diverse ik-figuren voor. Het zijn mensen uit onder meer New York, Londen en Jeruzalem. Ondanks hun fysieke afstand tot elkaar blijken ze onderling verbonden. Een enorm bureau dat over de wereld heeft gezworven door hun toedoen, vormt het verbindend element. Het bureau is de enige hoofdpersoon zonder stem en blijkt uiteindelijk ook, ondanks al zijn avonturen, slechts een stom ding te zijn. Maar wel een ding dat betekenis krijgt door zijn eigenaren.   

Nicole Krauss laat de lezer kennismaken met een jonge schrijfster uit New York, die het bureau in bruikleen krijgt van een Chileen. Totdat het door familie van hem wordt opgeëist en ze het  moet missen. In Jeruzalem spreekt een vader zijn zoon toe met wie hij altijd een moeilijke verstandhouding heeft gehad. Een weduwnaar in Londen denkt na over zijn overleden vrouw, een Joodse schrijfster met een oorlogsverleden, die hij altijd zeer omzichtig moest behandelen, opdat het leven hanteerbaar voor haar was. De tweede wereldoorlog en ook het bewind in Chili blijken bepalend voor de hoofdpersonen in dit verhaal. De persoonlijke geschiedenissen worden helder en geloofwaardig beschreven tegen de historische achtergrond.

Nicole Krauss zet een pakkend en wezenlijk verhaal neer met de nodige onderlinge verbanden, waar je als lezer wel bij moet blijven, maar dat goed te volgen is. Hieruit vloeit een degelijk boek voort met interessante portretten en ontvlechtingen van schijnbaar raadselachtige connecties. Een mooi verhaal over liefde en vertrouwen, geborgenheid en eenzaamheid. En over hoe we ons door bepaalde gewoontes staande kunnen houden in het leven.
 

zaterdag 14 juli 2012

Een bruidsjurk uit Warschau

De titel van dit boek (2012) sprak me in eerste instantie niet erg aan; het deed me denken aan een simpel damesromannetje. Blij dat  ik me daar toch overheen heb gezet, want het is een verhaal dat volop de moeite waard is. Het gaat over Marlena, een jonge vrouw die op het platteland woont in de buurt van Warschau. Ze raakt zwanger van haar grote liefde, een Amerikaan. Als hij eerst naar zijn land terugreist voordat hij weer naar haar toe zou komen, hoort ze niets meer van hem. Omdat haar moeder vindt dat ze dan maar een vreemde Pool moet trouwen die maar niet aan de vrouw raakt, vlucht ze naar Nederland waar ze een boer trouwt. 

Lot Vekemans laat in dit romandebuut zien dat ze goed gestalte weet te geven aan de desillusies, het  verdriet, de verharding en de heimwee waarmee iemand die haar land ontvlucht te maken kan krijgen. Marlena heeft in Nederland bijna niets meer over, behalve het haar vertrouwde boerenleven en haar zoon die haar pijnlijk herinnert aan haar liefde van toen. Haar Nederlandse man doet erg zijn best, maar kan haar  niet echt bereiken. Hij is gek op haar zoon, die hij zelfs heeft erkend als de zijne. Met haar familie heeft ze al die tijd geen contact.

Als haar moeder op sterven ligt, grijpt ze dat aan om haar familie in Polen te bezoeken. Haar moeder blijkt nog net zo dominant als altijd, maar de andere mensen en de omgeving maken dat Marlena zich onverwacht weer thuis voelt. Haar zoon wil echter weer terug naar zijn geboorteland. Als dit niet gebeurt, stopt hij met praten, een kwelling voor zijn moeder. Ze doet een grote ontdekking over het waarom van de radiostilte van haar Amerikaan destijds. Een goede vriend blijkt daar de hand in te hebben gehad. De impact van zijn goede bedoelingen op haar leven is enorm geweest. Als haar zoon te weten komt wie zijn echte vader is en zijn erkende vader hen in Polen opzoekt, valt voor hem alles op zijn plaats.

Aan het slot van het verhaal lijken alle dromen vervlogen en het enige wat nog rest, is er maar het beste van te maken. Lot Vekemans maakt dat je het  verdriet van Marlena meevoelt en achter haar keus staat om ditmaal voor zichzelf te kiezen en in haar vaderland te blijven. Een leven waarin ze berooid achterblijft en dat zo anders had kunnen verlopen.    

vrijdag 6 juli 2012

Het lichtatelier

Het lichtatelier’ (2012) is een boek met een lichte toets uit het oeuvre van Marie Kessels, ondanks het zware onderwerp; rouw om een zielsverwant. Waren haar eerste boeken (‘Boa’ en ‘De god met gouden ballen’) nog een overvloed aan doordenderende woorden, ‘Het lichtatelier’ lijkt luchtig als het doorschijnende papier wat Ilse, de hoofdpersoon, probeert te maken. Ook de voorkant van dit boek met geschept papier waar de blaadjes nog in te zien zijn, toont licht en luchtig.

Per toeval komt Ilse erachter dat haar goede vriend Edgar is overleden. Hij was, net als zij, een bijzondere persoon die met één been buiten de maatschappij stond en weinig mensen om zich heen had. Edgar en Ilse waren platonische geliefden. Hij was jurist en had soms epileptische aanvallen, die hem van tevoren nogal loslippig konden maken, tot genoegen van Ilse. Ze herinnert zich de tijd dat ze buiten leefde en Edgar inwijdde in de natuur. Ze leefde van overblijfselen van de markt en zette thee van de brandnetels die ze jaren later als vezelbasis voor haar papier zou gebruiken.

Nadat ze het bericht van Edgars dood heeft vernomen, richt ze thuis een atelier in om papier te kunnen maken, haar zogenaamde rouwarbeid. Hiermee wil ze papier scheppen dat minder vergankelijk is dan de vezels waaruit het is ontstaan.  Uiteindelijk zal dat papier ook weer afval worden, maar dan kan het opnieuw in de cyclus worden opgenomen. Haar rouwarbeid brengt zowel een ontbindende als een leven brengende kracht voort.

Edgars dood voorziet Ilse’s ‘kostbaarste herinneringen voor ik het weet helemaal gratis en voor niets van kitschkleuren.’ Al lijkt zijn dood hem mooier te maken dan hij was, al die tijd heeft ze hem toch met overtuigende  liefde en mededogen beschreven. Hij was tenslotte haar soulmate die haar nu achterlaat met haar zelf geschepte papier, haar rouwarbeid, die hem levend houdt maar ook doet vergeten. Een mooi en intens verhaal.   

zaterdag 30 juni 2012

Lieve Céline

Hanna Bervoets won met haar tweede roman (2011) vorige maand de Opzij Literatuurprijs. Omdat vrouwen nog steeds maar weinig literatuurprijzen ontvangen, terwijl de kwaliteit er wel is, bestaat deze prijs speciaal voor vrouwen nog steeds. Bervoets was aangenaam verrast en gaat met het prijzengeld haar studieschuld aflossen. Met de gebeurtenissen rond een minder begaafd meisje dat fan is van Céline Dion, heeft de schrijfster een goed verhaal neergezet, vindt de jury.

In het begin van het  verhaal wordt Brooke, genoemd naar een Amerikaanse soap-ster, geïntroduceerd. Als lezer krijg je een beeld van een niet al slim meisje en haar eenvoudige omgeving. De schrijfster weet vooral de naïeve logica van de hoofdpersoon goed te verwoorden. Toch duurt het schetsen van dit portret wat lang en kabbelt dit wat mij betreft te lang door. Maar als er eenmaal belangrijke dingen gebeuren in haar leven, dan wordt het alsnog spannend waardoor het verhaal wordt voortgestuwd.    

Brooke en Sue (haar zus) en haar  vriend zijn door de omstandigheden op elkaar aangewezen als hun moeder er plotseling niet meer is. Sue verliest haar baan en Brooke hoeft  niet langer naar school. Zoals vaker geldt is drie teveel. Brooke stort zich op haar droom om Céline Dion te ontmoeten. Hierin ontwikkelt ze een enorme daadkracht, die haar aan het werk helpt om haar doel te bereiken. Maar niet alles gaat volgens plan. Ze raakt behoorlijk in  de moeilijkheden en eindigt uiteindelijk in Las Vegas waar Céline Dion optreedt. Ze ziet haar daar, maar heeft daarmee haar levensdoel en alles wat ze had verloren. Een schrijnend, maar met humor verteld verhaal over hoever een fan kan gaan als ze leeft in dromen, eindigend in een schijnbare climax, die tegelijkertijd een ware anticlimax is.     

zaterdag 23 juni 2012

Geluk als het geluk ver te zoeken is

‘Zodra de School voor Kalmering is opgericht, ga ik lezingen geven over de opbouw van het geluk in tijden dat  het geluk ver te zoeken is. Dat is mijn specialisme’, zegt Gerhard Warlich, hoofdpersoon van dit boek (in 2011 in het Nederlands verschenen). Hij is gepromoveerd filosoof en werkt, bij gebrek aan een passende baan, als manager bij een wasserij. Deze biedt hem geen grote uitdagingen, maar wel een redelijk overzichtelijk en comfortabel bestaan. Zijn baan laat hem ruimschoots de tijd om over het leven te filosoferen en na te denken over methoden om het geluk te vinden. Hij heeft daar uitgesproken ideeën over, maar blijft tegelijkertijd steeds zoekende.

Als zijn vriendin hem laat weten een kind te willen, brengt dit hem uit zijn veilige positie. Hij was al een einzelgänger, maar deze wens maakt hem zo mogelijk nog zonderlinger. Hij observeert hem onbekende mensen en haalt zich vreemde dingen in zijn hoofd over de door hem op te richten School voor Kalmering. Met dit project probeert hij zich een houding te geven tegenover een oude bekende wiens ster ver gerezen is.    


‘Verscheidene keren per dag (nu weer) wil ik me verontschuldigen voor het feit dat ik eenzaam ben. Toch ben ik niet echt eenzaam, en ook voel ik me niet schuldig. Het is misschien niet in de haak dat het alleen-zijn me steeds beter bevalt’, zo redeneert Gerhard. Wilhelm Genazino grijpt de redeneertrant van de filosoof volop aan om zijn levensfilosofie te verkondigen. Daarbij laat hij de dunne lijn zien waarop de hoofdpersoon balanceert tussen normaliteit en gekte. Als hij uiteindelijk naar de laatste pool doorslaat, ben je als lezer al een heel eind met hem meegegaan in die richting zonder hem uitgesproken gek te vinden. Maar de afstand tot zijn vriendin wordt te groot en zij brengt hem naar een inrichting. De zekerheid van die omgeving biedt hem opnieuw een soort van geluk. Een goed geschreven verhaal met mooie gedachtenkronkels.

zaterdag 16 juni 2012

Waarom gelukkig zijn als je normaal kunt zijn?

De curieuze titel van dit boek (2011) is een uitspraak van de pleegmoeder van Jeanette Winterson in reactie op de mededeling van haar dochter dat ze op vrouwen valt. Het klinkt  niet als een goede start voor de schrijfster, die vlak na haar geboorte werd afgestaan, en dat was het dan ook niet. Winterson krijgt door haar opvoeding een vertekend beeld van hoe ouders reageren en leert niet om te gaan met liefde en het koesteren van een thuis. Pas later in haar leven weet ze voor zichzelf een goede plek te vinden. Ook ontdekt ze dan pas dat een ander echt van haar kan houden. 

Jeanette Winterson schetst in dit boek een beeld van haar jeugd met haar pleegouders. Hoewel het in het begin even lijkt alsof ze in de slachtofferrol gaat zitten, blijkt dit gaandeweg gelukkig niet het geval. Zonder echte bitterheid en soms zelfs met enig leedvermaak voert ze haar pleegmoeder ten tonele. Die moeder had zo haar eigen opvattingen en logica. Zo zei ze dat de duivel haar en haar man naar het  verkeerde wiegje had geleid, waardoor ze nu met Jeanette opgescheept zaten. Soms werd Jeanette door haar moeder letterlijk op straat gezet. Ze had een manier gevonden om met de ergste omstandigheden om te gaan: ter plekke in slaap vallen.

Uit dit boek rijst het beeld op van een onthechte jeugd en een vroege volwassenwording, waarin Jeanette soms de nodige steun ondervond van andere mensen in haar omgeving. Langzaamaan ontwikkelt zich een liefdesleven dat ten tijde van het schrijven van dit boek belandt bij Susie Orbach, de bekende Britse psychotherapeut. Zij ondersteunt haar in haar zoektocht naar haar biologische moeder. Winterson beschrijft deze open en eerlijk, waardoor het een wezenlijk en invoelbaar verhaal wordt.

Toch acht ze zichzelf niet in staat om haar complete verhaal te vertellen. Halverwege kondigt ze aan 25 jaar te gaan overslaan. Maar niet alles is in lineaire klokkentijd te vangen, zoals ook Joke Hermsen al zei in ‘Stil de tijd’. ‘Creatief werk overbrugt de tijd omdat de energie van de kunst niet tijdgebonden is’, stelt Winterson. Dit maakt dat de mens geïnteresseerd blijft in kunst en daarmee eigenlijk in zichzelf. En in het verhaal van deze getormenteerde schrijfster die ondanks alles toch ver gekomen is.   

donderdag 7 juni 2012

Liefde heeft geen hersens

‘Liefde heeft geen hersens’, zegt Romy tegen de huismeester als het gaat over de overleden acteur die er nogal wat vrouwen en kinderen op nahield. De huismeester is onder de indruk. Waar haalt ze het vandaan? Hij heeft sterke gevoelens voor haar. Romy is weduwe en werkt als gastvrouw bij een uitvaartcentrum. Ook helpt ze haar  buurvrouw in huis. Als ze op een dag haar buurvrouw dood aantreft, durft ze er niet vanuit te gaan dat ze een natuurlijke dood is gestorven.

Met dit boek (2012) vertelt Mensje van Keulen het verhaal van gewone mensen met gewone bezigheden. De huismeester die bij zijn bijdehante moeder woont en verder contact heeft met een paar gasten in zijn stamcafé. Romy die tegen beter weten in haar overleden Spaanse macho man verdedigt. Haar volwassen wordende kinderen met hun eigen meningen. En zo nog een paar levensechte personen.

Bepaalde details wijzen erop dat de buurvrouw vermoord zou kunnen zijn door iemand die haar sleutel heeft. Een beeldje uit haar verzameling mist, de kat is weg… Mensen die dicht bij elkaar staan, kunnen elkaar soms maar moeilijk vertrouwen. Romy verdenkt haar eigen zoon en de huismeester verdenkt haar van de moord op de buurvrouw. Dit maakt zijn gevoelens voor haar er echter niet minder op. 

Als de huismeester Romy met een andere man ziet, vervliegen zijn dromen. Hij heeft zijn moeder, die al aan zijn loopje merkt dat hij verliefd is, en verder niets. Romy wordt geconfronteerd met de rigoureuze toekomstplannen van haar dochter en haar ‘vette vriend’. Het leven gaat niet altijd zoals je wilt, maar je zult het ermee moeten doen, lijkt de schrijfster te willen zeggen. En als het regent snuif je de zuurstof op en luistert naar het applaus van dat vallende water, zo spreekt Romy zichzelf bemoedigend toe.  

woensdag 30 mei 2012

Wolken boven Berlijn

Niets zo leuk als het herkennen van een stad die je bezoekt in een boek dat zich daar afspeelt en dat je ter plekke leest. Het overkwam mij pas geleden in Berlijn. Toevallig vond ik het  boek ‘Wolken boven Berlijn’ (2009) om mee te nemen naar deze stad. Het speelt zich grotendeels tien jaar geleden af, dus in een herenigd Berlijn. De hoofdpersoon, Tatiana, vindt altijd de weg naar huis; ze woont vlakbij de overal zichtbare televisietoren. Ook bekende pleinen als de Alexanderplatz en Potsdamerplatz komen voorbij.

Het meest bizarre wat ik in het boek tegenkwam, vind ik wel de spookstations die hebben bestaan ten tijde van de muur. Die muur liep niet recht van noord naar zuid, maar kronkelde nogal grillig door de stad. Zo kon het zijn dat als je met de metro van de ene plek in west naar de andere ging, je een station in oost doorreed zonder daar te stoppen. Deze spookstations werden streng bewaakt.
Chloe Aridjis schetst een beeld van de jonge Tatiana die vanuit haar geboorteland Mexico in Berlijn terechtkomt. Na haar studie blijft ze er hangen en heeft talloze eenvoudige baantjes. Na een tijd van uitgaan en nachtleven schakelt ze over naar een wat burgerlijker bestaan met een regelmatige functie voor een oude wetenschapper. Het leven overdag maakt haar gelijk een stuk eenzamer. Het is jammer dat de schrijfster dit, naast dat ze het toont door de beschrijving van Tatiana’s weinige contacten, ook meermalen in de gedachten van de hoofdpersoon denkt te moeten benoemen.

De sfeer waarin Tatiana zich begeeft is wel goed getroffen. Het is een lege en onpersoonlijke wereld waarin de hoofdpersoon soms bizarre dingen waarneemt op de rand van het ‘normale’.  Zo wordt ze geconfronteerd met een vrouwelijke Hitler en met een laag hangend wolkendek dat haar net op tijd redt van een belager. Hoewel deze ervaringen neigen naar surrealisme zet de schrijfster ze geloofwaardig neer.
Het onveilige gevoel dat Tatiana in een buitenwijk van de stad had, heb ik niet ervaren. Ik begaf me dan ook overwegend in de luwte van de toeristenmassa. In een paar dagen kun je niet meer dan een klein beetje raken aan de kern van het wezen van de stad. Het maakt wel nieuwsgierig naar de rest. En zou de schrijfster nog meer gepubliceerd hebben?        

woensdag 23 mei 2012

De dwaaltuin

In dit historische verhaal, dat speelt in de negentiende eeuw op het terrein van een psychiatrische inrichting in Engeland, is eigenlijk geen duidelijke hoofdpersoon aan te wijzen. Het gaat over John Clare, een dichter die opgenomen is, over dokter Allen, die de inrichting leidt en over zijn dochter, Hannah, die hoopt door met een buitenstaander te trouwen van het terrein van de inrichting af te komen. Misschien vervult de locatie wel de belangrijkste rol. ´De dwaaltuin´ (in 2011 in het Nederlands verschenen) geeft een enigszins poëtisch beeld van hoe het er hier aan toe ging.

Adam Foulds volgt in dit verhaal de wegen van enkele personages in hun zoektocht naar zin in hun leven, vooruitgang, liefde, vrijheid. Clare heeft zijn geliefde verloren en zoekt zijn heil bij zigeuners die hij stiekem bezoekt. Hannah worstelt met haar verlangen weg te komen via verschillende potentiële huwelijkskandidaten, waarvan er geen een lijkt te kunnen voldoen. Haar vader vindt een houtbewerkingsmachine uit waarmee patiënten zouden kunnen werken, maar die faalt in de praktijk en richt hen ten gronde.
Alle lijnen in dit verhaal lijken dood te lopen. ´De dwaaltuin van een leven zonder uitgang, met paden die waren genomen en plekken bezocht,´ denkt Clare als hij opgesloten in zijn kamer zit. Een sombere slotsom, terwijl het verhaal toch geen benauwende sfeer ademt, zoals bijvoorbeeld het boek ´Camille & Paul´, over de langdurige opname van Camille Claudel. Het lijkt erop dat de schrijver vooral een sfeer heeft willen schetsen, zonder de echte rauwe randen op te zoeken. Een treurige vertelling die niet echt diep doordringt, maar zich manifesteert als een kabbelend stroompje.          

zondag 13 mei 2012

Siddhartha

In Siddhartha verhaalt Hermann Hesse van een jongen in India die op zoektocht gaat naar de essentie van het leven. Hij schreef het in 1922 toen hij al meer dan twintig romans op zijn naam had staan en er nog vele zouden volgen. Naast proza schreef hij ook gedichten en schilderde hij. Later in zijn carrière (in 1946) ontving hij de Nobelprijs voor de literatuur. Uit Siddhartha spreekt een grote mensenkennis en ervaring. Hesse schreef het toen hij halverwege de veertig was. Hij leidt de lezer aan de hand van de hoofdpersoon door verschillende fasen in diens leven, die je tegen kunt komen als je op zoek bent naar de zin ervan. Hij doet dit met eenvoudige woorden, die toch een grote kracht hebben door hun wezenlijke inhoud.

Siddhartha is de zoon van een Brahmaan, een soort priester in het geloof van de god Brahma, en verlaat zijn vader op zoek naar  meer in zijn leven. Hij besluit zijn leven op ascetische wijze te leven, zonder de vervulling van aardse behoeften en genoegens. Dit lukt hem goed, maar stemt hem nog niet tevreden. Dan komt hij bij Boeddha terecht. Die spreekt hem wel aan, maar hij vindt dat hij zelf een wijsheid in zich moet voelen en wil niet een zogenaamde ‘wijze’ volgen. Vervolgens stuit hij op  de liefde, die van hem vraagt om aan een zekere standaard te voldoen. Daarvoor gaat hij aan het werk. De verkregen overdaad maakt hem hebzuchtig en verslaafd. Ook de liefde is niet meer puur en zuiver en hij verlaagt zich weer tot de bedelstaf. Hij belandt uiteindelijk op een plek waar hij in harmonie is met zijn leven. Ondertussen is hij een oude man geworden.
De schrijver heeft een meeslepende schrijftrant en zet de opeenvolgende fasen in het leven van Siddhartha met overtuiging neer. Mooi in het verhaal is de terugkeer van bepaalde personen in het leven van de hoofdpersoon, die hem telkens iets te zeggen hebben, hem tot een bepaald inzicht brengen of die hij zelf van goede raad voorziet. Vele perspectieven van waaruit je het leven kunt benaderen worden benoemd en de boodschap lijkt te zijn dat je de essentie in jezelf moet zoeken. Maar ook dat je dat zelf  moet ervaren en misschien wel door schade en schande wijs zult worden. Al zal het lezen van dit boek wel een klein beetje helpen. 


zaterdag 5 mei 2012

Engel en andere muziekverhalen

In 2004 verraste Christine Otten met haar roman over ‘The last poets’. Hun raps vormden de oorsprong van de latere geëngageerde hip hop. Hoewel haar manier van schrijven  ongrijpbaar lijkt, weet Christine Otten toch telkens sferen en ideeën op zo’n manier aan te raken, dat een poëtisch beeld ontstaat. Ze heeft een voorliefde voor het creatieve proces dat muzikanten doormaken en vergelijkt dit met haar eigen schrijfproces. Ze is benieuwd naar hun drijfveren en naar waar ze hun inspiratie vandaan halen. In ‘Engel en andere muziekverhalen’(2000) reist ze in de voetsporen van diverse musici en interviewt enkele van hen om daarachter te komen.

De idolen van Christine Otten zijn onder anderen John Cale, Nico, Siouxsie Sioux en Nick Cave. Het zijn de wat meer alternatieve sterren van de jaren ’70 en ’80, haar tiener- en twintigerjaren. Als puber heeft ze een hechte band met haar broer, die later zelf muzikant wordt. Hij wijdt haar in in de muziek. In haar jonge jaren gaat ze vooral op de melodie van de muziek af.  Later, als ze gaat schrijven, krijgt de tekst voor haar een grotere rol. Maar de magie van de muziek blijft voorop staan. Die magie vindt ze op een hoger plan staan dan wat woorden in de literatuur kunnen doen. Daardoor is ze enigszins jaloers op muzikanten. Haar streven is dan ook om in haar verhalen iets te raden over te laten, waarmee die magie zoveel mogelijk benaderd wordt. Waarschijnlijk kan ze dit streven tegenwoordig, beter nog dan in haar boeken, in haar performances kwijt.

Met deze bundel muziekverhalen vertelt Christine Otten niet alleen verhalen over muzikanten, maar ook over zichzelf. Het is haar persoonlijke zoektocht naar de zin en datgene wat zich verheft in dit leven. Hoewel ik er in het begin wel even in moest komen, werd ik toch uiteindelijk meegesleept in deze beeldende verhalen.   

zaterdag 28 april 2012

Apen

Ik was op zoek naar een lekker ‘wegleesboek’ en de titel ‘Apen’ (in het Nederlands uitgegeven in 2005) sprak me niet gelijk aan. Maar dit boek is geschreven door Elisabeth Barillé die een paar mooie titels op haar naam heeft staan, zoals ‘Lijfelijkheid’, ‘De kleur van woede’ en een boek over Anaïs Nin. Daarmee leek ze eind jaren ’80, begin jaren ‘90 een grote belofte voor de Franse literatuur. Die heeft ze met haar latere werk, dat mondjesmaat door de jaren heen verscheen, niet helemaal waargemaakt. Haar latere boeken kenmerkten zich door een sterk aanwezige luchtigheid. Toch waren ze niet echt oppervlakkig. Ik gunde ‘Apen’ het voordeel van de twijfel en het las inderdaad lekker weg en  het ging ook nog ergens over.

Marion is een jonge, alleenstaande, Parijse vrouw die een beetje terugschrikt voor het leven. ‘Ja, het dagelijks leven verlamde haar, terwijl het onmogelijke haar als het ware elektriseerde.’ Zo komt het dat ze op verzoek van haar vriendin die zelfmoord heeft gepleegd, alleen naar Indië reist om haar as te vestrooien op de Ganges. Eenmaal daar ontmoet ze een andere Franse vrouw, die terug naar huis moet, en haar vraagt om op zoek te gaan naar haar man die ze er is kwijtgeraakt. Marion stort zich kranig op haar twee missies.
Ze maakt kennis met een Indië dat veel armen, ongelukkigen en smerigheid in zich draagt. Maar ze sluit haar ogen niet voor de zoektocht  van velen naar een zinvolle vervulling van het leven, hoewel ze haar reserves heeft bij de vraag of ze dit hier voor zichzelf zal kunnen vinden. Haar missies, die ze beide niet zal voltooien, brengen haar uiteindelijk dichter bij zichzelf. Als een vrouw met hervonden kracht reist ze terug naar Parijs.

‘Apen’ blijken te staan voor ‘gedachten’ in Indië en de dieren zelf sturen ook één van de missies van Marion in de war. ‘Het is met  boeken soms net als met  bepaalde mensen, van wie we hopen dat ze ons tot rust zullen brengen, inzicht zullen geven, ons aan onszelf zullen ontrukken, ja zelfs redden, …’ Dit boek is geen enorme hoogdraver, maar neemt je wel mee op de inspirerende zoektocht van Marion naar een zekere rust in dit leven. Helaas wel met een nogal zoetsappig eind. Maar als je van filosofische bespiegelingen houdt, is dit boek zeker de moeite waard.

zondag 22 april 2012

Begeerte heeftons aangeraakt

‘Begeerte  heeft ons aangeraakt’ is een regel uit het lied dat Lucas vroeger met zijn beste vriend zong als ze na een nacht stappen ’s ochtends naar huis gingen, terwijl andere mensen naar hun werk gingen. Die onbezorgde tijden zijn voorgoed voorbij. Lucas  heeft zijn vriend, die kunstenaar was, verloren aan de vuurwerkramp. De recalcitrante kunstenaar had op zeker  moment plaatsgemaakt voor de commerciële, tot ongenoegen van Lucas. Zelf is hij grote kenner van oude klavecimbels en volgt zijn hart door  een reis te ondernemen naar de bezitter van een waarschijnlijk waardevol klavecimbel. Vrijwel direct wordt hij opgenomen in de dorpsgemeenschap, waar zich bijzondere gebeurtenissen voordoen.

Debutant Bert Natter neemt de  lezer in dit boek (2008) mee in de belevenissen van Lucas. Thema’s als vriendschap, platonische liefde, leven en dood komen hierbij voorbij. Ook de kunstenaarswereld wordt kritisch belicht. Lucas ontmoet een jonge vrouw die verpletterend mooi op het oude klavecimbel kan spelen. Hij raakt in haar ban maar merkt dat ze ongrijpbaar is. Ze daagt hem uit en manipuleert hem, zodat hij tot daden wordt gedreven die onverantwoordelijk lijken. Natter weet genuanceerd haar zogenaamde ‘gekte’ te verwoorden.    
Met Lucas, de ik-figuur, beleef je zijn verhaal mee, van hoe het eerder in Enschede tijdens de vuurwerkramp is misgegaan tot hoe hij zich heeft gestort op zijn eigen verworven kundigheid van oude klavecimbels tot de apotheose waarin hij de jonge vrouw los moet laten. Natter beschrijft de dingen des levens op serieuze, maar vaak ook humoristische wijze. Dit debuut maakt nieuwsgierig naar de twee maanden  geleden verschenen opvolger ´Hoe staat het met de liefde?´

zondag 15 april 2012

Dienstreizen van een thuisblijver

‘Dienstreizen van een thuisblijver’ (2011) is overal aangekondigd als een van de luchtigere boeken van Maarten ’t Hart. En luchtig zijn de verhalen dan ook in dit tweede autobiografische boek van zijn hand. De titel schept de verwachting dat het gaat om reizen die hij, met de nodige tegenzin, maakt ter promotie van zijn werk. Voor een deel van de verhalen in dit boek gaat dit op, maar voor een deel ook niet. Hij maakt zogenaamde lesereisen als hij succesvol is in Duitsland en gaat met een groep schrijvers naar Zweden. Maar ook de lezers die hem weten te vinden op zijn thuishonk of het gastschrijverschap in Leiden, vlakbij huis, vormen onderwerp van zijn boek.

Ik had een beeld in mijn hoofd van een boek à la Bob den Uyl over de onzekerheden en angsten tijdens zijn reizen en reisjes. Daar gaat het bij ’t Hart echter niet over. Ooit gezakt voor zijn rijexamen en veroordeeld tot het openbaar vervoer gaat hij vaak met frisse tegenzin op pad. Bij lezing kan ik me echter niet aan de indruk onttrekken dat hij wel degelijk gevleid is door de vraag naar zijn komst. Maar een reis naar Canada gaat hem echt te ver en die gaat hij dan ook niet ondernemen.
Achterliggend romantisch idee van de schrijver is dat hij idealiter vanuit zijn zolderkamer wil schrijven om zo met zijn lezers te kunnen communiceren. Dat voldoet in deze tijd echter niet meer. Een schrijver moet zichzelf verkopen. En dat valt  niet mee voor ´een geestelijk eenpittertje´, zoals zijn vader hem noemde. ´Als ik contact wil met een medemens zet ik wel een cantate van Bach op´, zegt de schrijver zelf.
Kunst van deze verhalenbundel is de humor en zelfspot waarmee Maarten ’t Hart deze geschreven heeft. Ook zijn collega-schrijvers ontkomen niet aan zijn scherpe pen. Zo heeft hij het over ‘peutertje Palmen’ en ‘de Schrijfster’ als hij doelt op Anna Enquist die hem gedurende een reis met schrijvers stelselmatig negeert. Over Hanneke, zijn vrouw, komen we weinig te weten. Wel poneert hij de volgende liefdevolle stelling: ´Verliefdheid wist heimwee uit, omdat verliefdheid heimwee is naar de geliefde, en waar de geliefde is, daar ben je thuis.´ Al met al een verzameling boeiend vertelde verhalen die een beeld geven van hoe Maarten ´t Hart in het leven staat.

zaterdag 7 april 2012

De zomer van Justus en Octavia

Van Frans Vogels kwam in 2010 de roman ‘De zomer van Justus en Octavia’ uit. Eerder verscheen van hem een verhalenbundel en de novelle ‘De negende generatie’. Op de covers prijken zijn eigen schilderijen. De roman vormt een volgende stap in zijn schrijverscarrière. Hierin schetst hij een beeld van een onalledaags duo. Justus, een gescheiden man met een zorgeloze manier van leven, trekt met Octavia, zijn dochter, naar het zuiden. De twee vrijbuiters zien wel wat ze tegenkomen onderweg.

Gelijk op de eerste pagina wordt je als lezer het verhaal in getrokken. Justus, stookt op straat een vuurtje met overbodige spullen, voor hij met Octavia afreist naar Frankrijk. Levensechte dialogen met toegestroomde buurtbewoners en de plaatselijke politieagent (‘Waar zijn wij mee bezig?’) kleuren het verhaal. De moeder van Octavia kon niet tegen de laconieke levenshouding van haar man en dochter en heeft hen daarom verlaten. Samen kunnen ze het echter prima vinden.
Met de nodige humor en een lichtvoetige verteltrant verhaalt Vogels over de reis van het tweetal en wie ze onderweg zoal ontmoeten. Met een kapotte Jeep stranden ze bij een boer, die ze op zijn land blijken te kunnen helpen. Een voorbij komende dandy wil zijn eend ruilen voor de Jeep en zo kunnen ze weer voort. ‘De koren- en zonnebloemvelden beginnen al te kleuren. De eend pruttelt rustig langs de Franse Route National.’ Met eenvoudige streken schildert de schrijver zijn aangenaam leesbare verhaal.    

Toch blijft het niet bij een simpel reisverhaal wat rustig doorkabbelt. Op het kasteel van een wijnboer in Zuid Frankrijk waar het stel terechtkomt en vervolgens ook aan het werk gaat, blijken onder alle luchtigheden enige verwikkelingen te spelen. De boer en zijn personeel hebben door het verleden aangetaste relaties, die alle betrokkenen uiteindelijk parten spelen. Ook voor het reislustige duo heeft dit gevolgen en het biedt hen uiteindelijk een onverwachte toekomst. Een onderhoudend verhaal  met een onverwachte wending!       

zaterdag 31 maart 2012

Portret van een moeder als jonge vrouw

Deze novelle is het eerste werk van de Duitse schrijver Friedrich Christian Delius dat in het Nederlands vertaald is. De vertaling verscheen in 2011. In datzelfde jaar ontving  hij in zijn vaderland een belangrijke oeuvreprijs.

Het verhaal begint met een lange zin. Zo lang dat ik verder blader om te kijken wanneer hij eindigt. Pas op de laatste pagina vind ik een punt! Het gevaar bestaat dat je de hoofdtekst als bijzinnen gaat lezen en er te snel overheen leest. Maar het geeft het verhaal ook een dwingende kracht. Je gaat als lezer mee in de gang en gedachten van een jonge, zwangere vrouw.
Deze vrouw trekt met haar man in de tweede wereldoorlog naar Rome, als hij na een paar dagen alweer wordt uitgezonden naar Afrika om in het leger te dienen. De ‘eeuwige stad’ leek hen een veilig heenkomen, omdat deze bakermat van beschaving niet zo gauw gebombardeerd zou worden. Ze verblijft bij Duitse zusters in deze stad, waarvoor ze erg dankbaar is. Zelf spreekt ze geen Italiaans en de enige andere dan de zusters waarmee ze enigszins contact heeft is haar arts, die een grappig, gemankeerd soort Duits tegen haar spreekt. De arts heeft haar aangeraden vooral veel te wandelen.
Het hele verhaal behelst eigenlijk één grote wandeling in Rome waarin we de vrouw volgen in haar blik op de stad en haar gedachten over de oorlog. Ze mist haar man die in haar ogen alles weet. Zelf is ze erg onzeker. Ze weet dat ze het niet over de joden moet hebben en niet over haar protestante geloof in het katholieke bolwerk wat de stad is. Haar geloof brengt haar ertoe dankbaar te zijn voor haar situatie. Ze heeft onderdak, ze heeft te eten en ze kan zelfs naar een concert in een kerk. Daar vliegen haar gedachten uit naar de toekomst en naar passages uit de bijbel die haar inspireren en staande houden. Een poëtisch verteld verhaal in tegensteling tot de lelijkheid van de tijd waarover het gaat.     

zaterdag 24 maart 2012

Hij was mijn broer...

In het in 2007 uit het Frans vertaalde verhaal ‘Hij was mijn broer… ’ geeft Judith Perrignon Theo van Gogh, de broer van Vincent, een eigen stem. In 1890 sterft Vincent van Gogh door een eigenhandig schot in de borst. Hij was pas 37 jaar. Theo voelt zich gemankeerd zonder hem en zal hem uiteindelijk maar een half jaar overleven. Hij had gehoopt dat Vincent ook deze inzinking weer zou overleven. In dit verhaal richt Theo zich aan Vincent. ‘Ik heb het idee dat ik nog steeds aan je schrijf. Maar ik praat in de ruimte.’

Theo heeft voor Vincent vaak de helende link gevormd tussen hem en de rest van de wereld. Soms was dat zwaar, maar hij bleef het uiteindelijk proberen. Nu, na de dood van Vincent, wil Theo er alles aan doen om zijn tot dan toe ondergewaardeerde werk voor het voetlicht te brengen. Hij doet dit uit respect voor de kunstenaar, maar ook omdat hij het gevoel heeft in de laatste weken voor zijn dood in gebreke te zijn gebleven, doordat hij teveel met zichzelf bezig was.       

Theo reconstrueert het leven van Vincent, het kunstenaarsleven in het fin de siècle van twee eeuwen geleden. Een leven in Frankrijk met vrouwen en drank, met kunstenaars die elkaar inspireerden en met het werken aan een voor dat moment ongekend eigenzinnig oeuvre. Om dit verhaal te kunnen schrijven heeft Perrignon diverse bronnen geraadpleegd zoals andere literatuur, correspondentie, dagboeken en het medisch dossier van Theo. Want uiteindelijk bleek Theo een tijdje na Vincents dood volkomen in de war. Zijn eigen vrouw herkent hij niet meer terug en zij hem ook niet.

De schrijfster weet de levens van Vincent en Theo goed te verbeelden, het is een levensecht verhaal geworden. Ook de enigszins gedragen schrijfstijl draagt  bij aan de geloofwaardigheid van het verhaal. Ook is het een treurig verhaal van een groot kunstenaar die zijn eigen succes nooit heeft mogen meemaken. Een prettig leesbaar en boeiend boek.

zaterdag 17 maart 2012

De horizon

In ‘De horizon´ (2011) treffen een man en een vrouw elkaar in Parijs. Beiden zijn eenling en worden door iets uit hun verleden achterna gezeten. De man wordt gevolgd door iemand die zijn moeder zou zijn en een magere man in het zwart. Ze willen altijd geld van hem. De vrouw wordt in de gaten gehouden door een man die haar ooit lastig heeft gevallen. Daarom woont ze in een verre buitenwijk van de stad. De schaduwen uit  het verleden bepalen hun eeuwige heden.

Ze leven een anoniem leven zoals dat kan in een stad als Parijs. Het ene moment probeert de man de vrouw te overtuigen van het feit dat ze vrij zijn, het  volgende moment realiseert hij zich dat ze geen vaste grond onder de voeten hebben; geen familie, kinderen van de straat. 
Patrick Modiano, de schrijver, weet de benauwende sfeer waarin het stel leeft, goed te treffen. Er is weinig communicatie tussen het tweetal en de rest van de wereld en zelfs tussen hen onderling. Hun vlucht voor hun belagers bindt hen. Zij heeft al vele tijdelijke verblijfplaatsen gehad. ‘Altijd wanneer ze ergens haar biezen pakte, voelde ze een lichte euforie, en bij elke breuk met het verleden vertrouwde ze erop dat het leven uiteindelijk gewoon doorging.’ Helaas wist haar achtervolger haar vaak toch weer te vinden. ‘Ze vroeg zich af of die zwarte gestalte haar hele leven lang de horizon zou blijven versperren.’

Tientallen jaren later probeert de man het leven van de vrouw te reconstrueren. Ze is om hem onduidelijke reden Parijs ontvlucht. Hij kan het lot dat hen uit elkaar had gedreven niet langer verdragen. Hij gaat naar haar op zoek en komt te weten dat ze in een boekhandel werkt in haar geboortestad Berlijn. Eindelijk heeft hij het gevoel precies daar te zijn waar hij in dit leven weer zou moeten zijn; bij haar in de buurt. Dat maakt hem heel kalm. Hij wacht nog even met naar haar toegaan. Voor heel even in zijn leven leeft hij niet alleen in het heden en denkt hij niets steeds aan het verleden, maar kan hij denken aan een toekomst, waarop hij zich verheugt.