De band tussen twee zussen is vaak een bijzondere en dat kan zowel in positieve
als in negatieve zin uitpakken. Tessa de Loo zet in ‘Een goed nest’ twee zussen
tegenover elkaar die echte tegenpolen zijn. Aanvankelijk komt de typering van
beiden enigszins karikaturaal over, maar gaandeweg het verhaal brengt de
schrijver steeds meer nuances aan. Noor, de zus uit de stad die kunstenares is,
komt op bezoek bij haar oudere zus op het platteland, die een veel
conventioneler leven leidt. Noor komt met een belangrijke reden, die je als
lezer de eerste helft van het boek in spanning houdt.
Het lijkt even dat het terugvragen van haar schilderijen voor een expositie in
het buitenland de reden is van het bezoek van Noor aan Eva, haar oudere zus. De ontdekking dat deze in de
schuur liggen te beschimmelen is een schok voor Noor. Maar de schok die Vera
vervolgens te verduren krijgt, als Noor haar een jarenlang verzwegen geheim
openbaart, is nog heftiger. Het zorgvuldig door haar opgebouwde stelsel van
zekerheden in haar leven schudt op zijn grondvesten. Eva is behoorlijk van slag
en gaat tegen haar gewoonte in aan de drank en heeft een fikse wandeling nodig
om tot bedaren te komen. Uiteindelijk dient ze haar zus van repliek op een
zodanige manier dat ze haar veilige leventje zoveel mogelijk in tact kan
houden.
Het is een pakkend verhaal dat zich steeds meer ontvouwt, geschreven in een
lichte, vlot leesbare stijl. De schrijver kiest beurtelings voor het
perspectief van Noor en Eva in het heden. Dan grijpt ze terug naar het verleden
en worden de huidige verhoudingen in perspectief geplaatst. Het mooie van het
verhaal is ook dat ondanks de afspraak die de zussen over het geheim hebben
gemaakt, het uiteindelijk toch open blijft hoe Noor er daadwerkelijk mee omgaat
en of Vera’s idylle schijnbaar onverstoord blijft.
Even geleden stond Tosca Niterink al in het Volkskrant Magazine met haar
vriendin en demente moeder. Dezelfde luchtigheid als die in het artikel
overheerste, komt terug in haar boek ‘De vergeetclub’. Niet omdat je nu eenmaal
overal maar een lolletje van moet maken, maar omdat humor het contact met
iemand met dementie wel draagbaar maakt. En sommige dingen zijn ook gewoon erg
grappig. Ik heb mezelf er meermalen op betrapt tijdens het lezen hardop te
lachen!
Het verhaal begint ermee dat de schrijfster en haar broer en zus hun moeder
eigenlijk helemaal niet naar een verzorgingshuis willen brengen. Maar op een
bepaald moment moet het eigenlijk wel. Ze komt terecht bij een afdeling van
kleinschalig wonen, waar een tiental mensen samenwoont met een gezamenlijke
huiskamer en eigen slaapkamer.
Het wel en wee binnen de afdeling beschrijft Tosca Niterink in korte pakkende
hoofdstukken. Ze observeert en registreert en brengt dit levensecht over. Niet
alleen de bewoners, maar ook de Surinaamse vrouw die er gaat koken en het
meisje dat snuffelstage loopt, hebben elk hun eigen typerende stem. De
stagiaire wil arts worden en laat het verschonen van luiers liever aan
verpleegkundigen over.
De bewoners hebben elk hun eigen stokpaardje. Allemaal zijn ze even
vergeetachtig en herhalen vaak hetgeen ze vlak ervoor ook al zeiden. Tosca
Niterink beheerst de manier waarop dit te beschrijven is, zonder dat het gaat
vervelen. Je merkt wel dat ze er op bepaalde momenten veel moeite mee heeft en
dat ze er moe van wordt, maar overwegend probeert ze met een nuchtere en
respectvolle blik haar moeder en de anderen te benaderen. Soms geeft ze met de
nodige fantasie antwoord op haar moeders vragen, die vervolgens zegt dat ze
haar niks wijs moet maken.
De afdeling verliest ook bewoners, er gaan mensen dood. De schrijfster heeft
daar moeite mee, maar haar moeder is het gelijk vergeten en mist ook niemand,
dus heeft er geen last van. Op een verjaardagsfeest van één van de bewoners
zegt de moeder bij het weggaan: ´Bedankt voor alle cadeaus. Dat jullie ondanks
dat rotweer toch allemaal op mijn verjaardag zijn gekomen.´ Het niet weten kan
ook een troost zijn of een klein geluk. Dit maakt Tosca Niterink goed duidelijk
met dit boek: dementie hoeft niet alleen maar ellende te zijn. Je moet een
manier vinden om ermee om te gaan.
Theodor Holman komt nu het tien jaar geleden is met ‘Het gestolen leven’, een
verhaal geïnspireerd op de moord op Theo van Gogh, zijn vriend. In het verhaal
gaat het om Arend Wassenaar, de vermoorde regisseur. Als je denkt dat de titel slaat
op het verloren leven van de regisseur, dan heb je het mis. Het verwijst naar
het leven van Fjodor, het alter ego van de schrijver zelf. Hij heeft het gevoel
dat na de moord zijn leven hem is afgenomen. Hij zet zijn eigen personage met
de nodige zelfspot neer en ten opzichte van Wassenaar toont hij zich de
mindere. Het beste is Holman als hij hun discussies in heftige dialogen
weergeeft. Het is dan bijna alsof je Van Gogh zelf hoort. Toch heb je als lezer
zeker ook waardering voor de hoofdpersoon, met zijn goede ideeën en de nodige
nuance die hij de regisseur biedt.
De schrijver roept een hele groep van sleutelfiguren op in zijn verhaal. We
herkennen Ayaan in de hoedanigheid van zangeres, die anti islam teksten heeft
gezongen in een clip onder regie van Wassenaar, de aanleiding tot zijn moord.
Zij heeft een opvallend kleine rol, evenals de fanatieke moslim die de moord
heeft gepleegd. Deze laat Holman zichzelf van het leven beroven, zodat hij daar
geen woorden meer aan vuil hoeft te maken. Verder dacht ik Hans Teeuwen te
herkennen en de acteurs Tara Elders, Katja Schuurman en Thijs Römer. De
schrijver voorkomt dat het een zielig waargebeurd verhaal wordt en laat af en
toe kritische geluiden horen over het eigen verhaal. Het gegeven dat hij een
droste-effect creëert, door het verhaal binnen het verhaal door de psychiater
van de hoofdpersonen te laten schrijven, maakt zijn afstand tot het verhaal nog wat groter.
Cynisme is in de tekst van Holman nooit ver weg. Maar hij heeft ook zijn
poëtische momenten, zoals bijvoorbeeld wanneer
hij schrijft: ‘Ik rende op het ritme van mijn hart dat achteruit wilde
hollen’. Naast Fjodor voert hij een tweede ik-persoon op waarvan onduidelijk is
wie hij is. Is het Fjodor zelf of één van hun vrienden? Hij leest ‘Het gestolen
leven’ terwijl hij zijn geheugen kwijt is. Hij herkent niemand in het boek en
weet niet of hij het zelf geschreven heeft. Met deze ingrepen heeft Theodor
Holman een mooie vorm gevonden, waarbinnen hij de diverse aspecten van hem zelf
met de nodige fantasie gestalte kan geven. Een boek van een man die uit de
schaduw is gestapt.
Auke Hulst is reiziger om verhalen te ontdekken en te maken. Hij interviewt
anderen op reis, maar gebruikt zijn reizen ook als inspiratie voor zijn andere
schrijfwerk. Hij oppert dat professionele reizigers misschien hun binnenwereld
willen ontvluchten door zich te begeven in een wereld vol nieuwe impulsen. Ook
kunnen deze reizigers hun verantwoordelijkheden thuis ontvluchten door weg te
gaan naar verre oorden, waar ze zich in een soort tussentijd bevinden. En
tussentijd telt voor het gevoel niet echt mee, ook al kan het de essentie van
iemands leven blijken te zijn. Wat voor Auke Hulst zelf in elk geval geldt is
dat reizen hem leert relativeren. Anderen met minder middelen en een kleinere
actieradius kunnen heel trots en tevreden zijn. Wie is hij dan als globetrotter
en schrijver die er met hun verhaal vandoor gaat?
In persoonlijk getinte verhalen laat Hulst de lezer met hem meegaan op zoek
naar zijn verhalen. Verhalen over de reis op zich, maar ook verhalen over de
weg naar het afnemen van een interview. Hij schetst de omgeving, de achtergrond
van een locatie en hetgeen hem daarin aanspreekt. Hij zegt met relatief weinig
woorden heel veel, wat lezen van dit boek een intense leeservaring maakt. Je
moet erbij blijven, maar dan kom je ook ergens. Zowel reizen als lezen bieden
een mens een essentiële ervaring in zijn optiek. Hij is liever reiziger dan
toerist, vanwege de bijbehorende diepgang van zijn verhaal en de erkenning van
een reiziger dat je jezelf meeneemt. En ook juist door te reizen dwingt hij
zichzelf uit zijn eigen hoofd te treden door gesprekken met anderen aan te
gaan. Binnen en buiten vullen elkaar aan en moeten een balans zien te vinden.
Zijn kennis van zaken en autobiografische insteek maken dat zijn verhalen me
erg aanspreken. Hij doet zich niet beter voor dan hij is en weet in veel zaken
de nuance te vinden. Dit alles in mooie woorden. Hij verwijst en passent ook
naar zijn prille journalistieke ervaringen en de daarbij horende onzekerheid,
die hij nog steeds wel ondervindt. Ook komt af en toe zijdelings zijn moeilijk
jeugd ter sprake. Dit maakt me benieuwd naar ‘Kinderen van het Ruige Land’, een
eerder autobiografisch boek van hem. Vooral omdat dit ook eerlijk geschreven
zal zijn en hij zichzelf niet als het ultieme slachtoffer zal neerzetten.