Adriaan van Dis heeft lange tijd in Parijs gewoond. Als vreemdeling was hij een
buitenstaander die zich volop kon laten verbazen door de grote en kleine
gebeurtenissen van de stad. Zowel de geschiedenis als de dagelijkse gang van
zaken lieten indrukken bij hem achter. Als eenling kon hij zich relatief
makkelijk aansluiten bij Parijzenaar of andere buitenlanders, zijn zogenaamde
verlegenheid ten spijt. En omdat hij niet alleen een goede voyeur is, maar ook
een tot de verbeelding sprekend schrijver, kunnen lezers nu meegenieten van
zijn scènes in Parijs.
Van Dis is zich telkens bewust van zijn uitzonderingspositie in de metropool.
Hij is graag in de positie van Einzelgänger, maar vindt het stiekem toch ook
prettig om ergens bij te horen. De banden die hij in Parijs aangaat zijn
waarschijnlijk wat losser dan die hij in Nederland heeft. De vrouw van de
supermarkt, de zwerver in zijn straat en mensen die hij tijdens het ronddolen
in de stad tegenkomt, vormen zijn contacten. Maar hij hoort bij zijn buurt, is
er onderdeel van. Zelf zegt hij: ‘Ik volg hier een permanente integratiecursus,
pas me overal aan en meng met gek en goed en hoog en laag.’ Zo kan het zijn dat
hij de ene keer aansluit bij een hoogstaande vriendentafel en de andere keer
met een bokser bij een illegale wedstrijd in een buitenwijk verzeilt
raakt.
Het bewonderenswaardige aan de verhalen is vooral dat hij hetgeen hij tegenkomt
zo goed weet te duiden. Hij weet van de historie, de achtergronden, de motieven
van mede Parijzenaren. Al zijn anekdotes voorziet hij van betekenis. Dit doet
hij met een ongekend gemak en grote vanzelfsprekendheid. Ook bouwt hij enige
reserve in als het persoonlijk dreigt te
worden. Zo ben je als lezer bijvoorbeeld benieuwd hoe het verder gaat met de
vrouw die zijn fiets bewondert en met hem een glas wijn drinkt. Of met de vrouw
met de tache de beauté op haar wang waar zijn blik naar toe getrokken wordt. Maar
dat is het geheim van de schrijver. En het gaat hier over Parijs en niet over
Adriaan van Dis.
Het boek geeft een scala aan mooie beelden van Parijs. Het maakt dat je zin
krijgt om erheen te gaan. Maar het Parijs van Van Dis is niet het Parijs van de
toerist. De schrijver staat middenin het leven van de stad. Hij spreekt de taal
en is bewoner van de stad. Hij observeert en schrijft en is daar zeer bedreven
in.
Isabelle komt uit Californië om in Mexico haar erfenis in bezit te nemen. Deze
omvat een tonijnfabriek en een huis waar ze gaat wonen. Er blijkt nog iemand te
wonen, een meisje dat niet kan praten en autistisch is. Ze eet zand en is erg
op zichzelf gericht. Met groot geduld weet Isabelle het meisje, dat Karen heet,
praten te leren en ze waardeert haar sterke punten. Sabina Berman schrijft met
liefde over Karen, die sociaal nogal onhandig is en liever met de tonijnen in
zee zwemt dan dat ze met wat ze noemt ‘standaard mensen’ omgaat. Het meisje
noemt zichzelf ‘Ik’ met een hoofdletter en schrijft alle getallen in cijfers en
niet in woorden. Zo heeft ze tal van manieren om de wereld te kunnen behappen.
Het komt zelfs zover dat Karen gaat studeren. Ze plakt een briefje met de tekst
‘mevrouw andere capaciteiten’ op haar lijf. Behalve dat het redeneren buiten
feitelijkheden haar slecht afgaat, verliest ze op zeker moment de controle en
bedreigt zo’n onbegrijpelijk normaal mens waarbij een paar ruiten sneuvelen. Dat
is het einde van haar studiecarrière. Maar Isabelle maakt haar tot partner in
de tonijnfabriek. Karen heeft ideeën genoeg om de tonijnvangst te verbeteren en
diervriendelijker te maken.
Als een zakenman zich bij de vrouwen aansluit, gaan de zaken in sneltreinvaart
en worden ze een mondiaal bedrijf. Alles
moet meer en groter en beter. Karen reist de wereld over en ontmoet veel
onbegrijpelijke mensen. Uiteindelijk legt ze het plan aan de zakenpartner voor
om de tonijnen te kweken en zich te laten vermenigvuldigen in
‘tonijnenparadijzen’ zonder ze ooit te willen vangen. Daar kan de zakenpartner
niets mee.
Het boek is een verhaal van een bijzonder meisje dat veel botst met de wereld
om haar heen, maar zich uiteindelijk wel redt. Even denkt ze het in de dood te
moeten zoeken maar ze wordt hiervan op wonderbaarlijke wijze gered. De
schrijfster verbeeldt de zelfredzaamheid van Karen op een manier die geen
medelijden verdraagt. Ook haar eenzaamheid is niet iets om zielig te vinden
maar een manier van leven die bij haar past. Ze beziet de wereld op haar eigen
manier en vindt daarin haar weg.
Bertram Koeleman debuteert met de roman ‘De huisvriend’ en levert hiermee een
tot het einde toe spannend verhaal af. Hij laat de lezer kennismaken met Jonas
Balsam, die op een groot landgoed woont. Voor buitenstaanders lijkt hij alleen,
maar hij verbergt Benjamin Krendler, een kluizenaar die door niemand gezien wil
worden. De enige die hij wel wil zien is de huisvriend, die hem wekelijks
college aan huis geeft. Dit gaat jarenlang goed, totdat de laatste huisvriend
er niet meer is en Robert Fineman
aantreedt in deze functie. Deze verandering brengt de status quo op het
landgoed danig aan het wankelen.
Fineman stelt vragen naar het waarom van
hun afzondering en schampert over Jonas’ positie. Ook stuurt hij ongevraagd
mensen op het landgoed af. Om erger te voorkomen en Benjamin te beschermen
meent Jonas de huisvriend uit de weg te moeten ruimen. Maar dan gaat het nog
slechter met Benjamin. Hij verschuilt zich op zolder en eet en drinkt steeds
minder. Het is het begin van het einde van een verscholen leven.
Ondertussen komt Jonas steeds meer te weten over het vroegere leven van
Benjamin. De enkele lijntjes naar zijn voormalige contacten leiden tot personen
die ook niet volop in de maatschappij staan, zij het in minder extreme mate dan
Benjamin zelf. Door de gebeurtenissen krijgt Jonas met mensen buiten het
landgoed te maken, wat op zeker moment zelfs leidt tot een afspraakje met de
verkoopster van de boekhandel. Door zijn taak tegenover Benjamin voelt hij zich
echter niet vrij om hier iets mee te doen. Bovendien zou hij ook niet weten
hoe.
De schrijver laat mooi de psychologische ontwikkeling van Jonas zien, die zich
steeds meer afvraagt waarom hij het leven leidt wat hij doet. Hij zorgt en
regelt en houdt alle ballen in de lucht, maar waar brengt het hem? Koeleman
beschrijft het leven in de marge op een indrukwekkende manier. Hij laat Jonas
uiteindelijk filosoferen en concluderen: ‘Mensen zijn onbegrijpelijk. Hun
motieven zijn ondoorgrondelijk, zelfs voor henzelf.’ Als een zwerver zich
aandient evenals de zoon van de vermoorde huisvriend leiden de verwikkelingen
tot een heftige confrontatie, waarna Jonas alleen overblijft. Na een naspeuring
naar Benjamins verwanten, richt Jonas zich sinds lang weer op zijn eigen leven
en lijkt dit volop te willen aangaan. Hij ziet de toekomst onbevangen tegemoet.
Zoals de koelte ’s nachts langs lelies
en langs rozen
als wit koraal en parels diep in zee
zoals wat schoon is rustig schuilt
maar straalt wanneer ik schouwen wil
zo meen ik dat ook jij bent
als melk
als leem
en ’t bleke rood van vaal gesteent
of porselein
zoals wat ver is en gering
en lang vergeten voor het oud is
zoals een waskaars en een koekoek
en een oud boek en een glimlach
en wat onverwacht en zacht is en het eerste
en wat schuchter en verlangend en vrijgevig
gaaf maar broos is
zo meen ik dat ook jij bent
Jan Hanlo