De idolen van Christine Otten zijn onder anderen John Cale, Nico, Siouxsie Sioux en Nick Cave. Het zijn de wat meer alternatieve sterren van de jaren ’70 en ’80, haar tiener- en twintigerjaren. Als puber heeft ze een hechte band met haar broer, die later zelf muzikant wordt. Hij wijdt haar in in de muziek. In haar jonge jaren gaat ze vooral op de melodie van de muziek af. Later, als ze gaat schrijven, krijgt de tekst voor haar een grotere rol. Maar de magie van de muziek blijft voorop staan. Die magie vindt ze op een hoger plan staan dan wat woorden in de literatuur kunnen doen. Daardoor is ze enigszins jaloers op muzikanten. Haar streven is dan ook om in haar verhalen iets te raden over te laten, waarmee die magie zoveel mogelijk benaderd wordt. Waarschijnlijk kan ze dit streven tegenwoordig, beter nog dan in haar boeken, in haar performances kwijt.
Met deze bundel muziekverhalen vertelt Christine Otten niet alleen verhalen over muzikanten, maar ook over zichzelf. Het is haar persoonlijke zoektocht naar de zin en datgene wat zich verheft in dit leven. Hoewel ik er in het begin wel even in moest komen, werd ik toch uiteindelijk meegesleept in deze beeldende verhalen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten