maandag 10 september 2018

De zomer die overdreef

Ineens zijn de dagen minder lang, minder warm en hangt er meer stilte in de lucht. De ijscoboer heeft minder klanten, de zee ontvangt nog slechts een enkele pootjebader, je hoort nog enkele levendige kindergeluiden op het gele luchtkussen aan het strand. De meeuwen zijn nog steeds even brutaal maar hebben niet veel meer te kiezen aan verloren frietzakjes met verlepte patatjes. Hun oogst is schraal. De mijne daarentegen niet. Het vaagblauwe in de lucht en de rustiger hoge piep in de atmosfeer van deze tijd stemmen mij mild en ontvankelijk voor alles om me heen. Zij voeden mijn schrijversziel en laten mij geloven dat ik alles registreer, wat natuurlijk niet waar is. Maar juist wat niet waar is, daar schrijf ik over, dus dat komt goed uit. 

Mijn blote voeten stappen rustig langs de vloedlijn, zich gauw weer dichtzuigende voetstappen achterlatend. De zee ruikt vissig, als altijd. Ver weg aan de horizon gaat een schip voorbij, zo langzaam dat ik sneller lijk te gaan. Een man gooit een stronk hout in het water, zijn hond rent er als een dolle achteraan. Ik heb het geluk van de baasjes van een viervoeter nooit begrepen. De trouw waarmee ze op je wachten en het dan weer voor de zoveelste keer uitgelaten moeten worden. Dat ze zogezegd zo blij met je zijn dat ze te pas en te onpas je gezicht likken. Mij niet gezien. 

Mijn kat is helaas niet meer onder ons. Hij was onvervangbaar dus nu heb ik er geen meer. Misschien is het vreemd dat het bij mij andersom werkt; ik ben trouw aan mijn kat. Hij was zeer eigenwijs, met vlagen aardig aanhankelijk en mooi om te zien. Helemaal zwart, op een wit neusvlekje na, en hij stond op relatief hoge poten. Dat klinkt misschien niet zo aardig, maar het was een statig gezicht. Hij heette Kattekop, wat wellicht meer naar een poes klinkt, maar het was het eerste wat me inviel en ik vond het bij hem passen. De honden op het strand doen me altijd aan hem denken, dus dat gebeurt nogal frequent. Juist nu de avonden langzaamaan weer meer uitnodigen tot je samen nestelen op de bank. Die activiteit bezig ik dus voortaan alleen. 

Nu de wind draait hoor ik flarden van de orgelmuziek op de boulevard. In de verte zie ik de draaimolen er werkeloos bij staan, kap erover, seizoen voorbij. Even kijk ik achterom om te zien of ik nog in mijn voetsporen terug kan lopen, maar ze lopen te snel weer dicht met zeewater en zand. Afgelopen zomer heb ik weinig stappen gemaakt. De tijd zette me op mijn plaats, rust. Na al die jaren, oorlog in mijn hoofd, veelomvattende wirwar, overdaad aan indrukken. Ondanks het gegeven dat ik heus niet alles registreerde, was het toch teveel. 

Ik weet niet waar de tijd bleef deze zomer, zo wezenloos en ongrijpbaar ging hij aan me voorbij. Nu, tijdens mijn eerste nazomerwandeling, voel ik aan den lijve dat ik de zee, het water, het strand en het zand gemist heb. Hun vrijheid en openheid, ze zijn mijn tweede huid, zo horen ze bij mij. Ze laten me voelen en kijken, de wereld om me heen zien. Dankbaar voor deze hervonden visie laat ik mijn voetstappen achter me. Voor je het weet, zie je ze niet meer.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten