Jan Bor was een van de schrijvers van ‘De verbeelding van het denken’, een
groot geïllustreerd boek over de geschiedenis van de filosofie. Naast de
westerse heeft ook de oosterse filosofie hierin een plaats. In 2015 schreef hij
een klein boekje waarin hij ingaat op het vermeend filosofisch gedachtengoed
van Mondriaan. Omdat er tegenstrijdige opvattingen bestaan over zijn denkwijze in
relatie tot zijn abstracte werk, besluit Bor hier een bescheiden onderzoek naar
te doen. Van zijn startpunt en de hobbels onderweg tot de uiteindelijk heldere
conclusie, doet hij hiervan in ‘Mondriaan filosoof’ verslag.
Mondriaan wilde met zijn nieuwe manier van werken de natuur vangen op een manier die de essentie van de realiteit recht doet. Hij was op zoek naar zuiverheid. ‘Maar in het zoeken weet men niet vooruit hoe’, schreef hij. In zijn schilderwerk ging de intuïtie dan ook voorop in deze zoektocht. Vervolgens probeerde hij deze in woorden te vatten. Hij leek ‘het universele’ te vinden, dat waar alles in wezen op neerkomt. Zo leidden zijn onderbroken lijnen en vlakken, die elkaar definieerden door het andere niet te zijn, maar er tegen af te steken, tot zijn visie op de natuur. ‘Terwijl ze verschijnt in tegenstellingen, is natuur eenheid’, noteerde de schilder.
Bor schrijft alsof hij enthousiast aan het vertellen is, wat maakt dat je makkelijk in zijn betoog mee kunt gaan. Hij gaat op de aanvankelijke tegenstelling in zijn opvattingen in en komt uiteindelijk tot de slotsom dat de schilder een realist was, in die zin dat hij de essentie van de natuur in zijn werk probeerde te vangen. ‘Pas als we de natuur van binnenuit zien, er als het ware mee samenvallen, kunnen we haar ten volle en dat wil zeggen non-figuratief uitbeelden’, aldus Mondriaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten