woensdag 9 mei 2018

Ze zullen denken dat we engelen zijn


Het is alweer tien jaar gelden dat Bert Natter zijn debuut als romanschrijver maakte met Begeerte heeft ons aangeraakt. Wat toen al opviel, was dat hij subtiel en invoelbaar kan schrijven over mensen die afwijken van het gangbare. Hij neemt je mee in de gedachten van de hoofdpersoon waarmee je het verhaal beleeft vanuit zijn perspectief. Ook in het doseren van informatie en het geven van kleine vooruitwijzingen die je als lezer krijgt is hij goed. Dat maakt dat het verhaal de nodige spanning behoudt. 

Ze zullen denken dat we engelen zijn (2018) gaat meteen van start met de beschrijving van een terroristische aanslag op een zomerse dag in een Nederlandse stad. Alfred zit op een terras naast een vrouw die zich net aan hem heeft voorgesteld als het geweld losbarst. Alles gaat in een stroomversnelling als de twee onder de tafel duiken om zichzelf buiten schot te houden. Het is het begin van iets dat er niet mag zijn, de start van een relatie die nooit een naam mag hebben. De beleving van het heftige moment van de aanslag verbindt de twee, verder zijn ze eigenlijk vreemden voor elkaar.

Het is mooi hoe de schrijver het dralen van de twee verbeeldt. Verstand en gevoel op het strijdtoneel, met het bijbehorende aantrekken en afstoten. Na veel tegenslag heeft Alfred een zekere vrede gevonden met zijn leven en dat wordt nu finaal overhoopgegooid. Hem is vaak verweten te veel een denker te zijn. ‘En nu sta ik weer na te denken over geluk. Geluk is geen abstract begrip, het staat met tranen in haar ogen voor me.’

Natter beschrijft heel goed hoe subjectief de beleving en herinnering van een situatie zoals de aanslag is. Die van Alfred en de vrouw zijn al verschillend. Zelfs met beelden ervan die hij bij de politie moet komen bekijken, is deze weer anders dan in zijn hoofd. Thema’s in dit verhaal zijn niet alleen relaties en rouw, maar ook de actuele situatie waarin we verkeren. Met alle bijkomende maatregelen die niet voor iedereen even goed uitpakken.

Veiligheid boven alles. En een zeker verleden, dat in je nadeel kan werken, draag je altijd met je mee. Alfred is stellig in zijn opvatting dat hij zijn vertrouwde modus waarin hij alleen is moet aanhouden: ‘Verlangens doen niemand pijn, alleen jezelf.’ Telkens wast hij symbolisch zijn handen of zijn gezicht met zuiver water en uiteindelijk, als hij alleen op het strand is, voelen zijn ‘kleren zo zwaar aan, nog niet opgedroogd van de vorige bui en nu alweer doorweekt’. Niemand zei dat het leven eerlijk was.     

Geen opmerkingen:

Een reactie posten