vrijdag 25 november 2011

Moeilijk te geloven

Mimi was een Nederlandse zenlerares. Een jonge filosofe die zich heeft verdiept in het boeddhisme sluit zich bij haar aan. Zij wil na haar wetenschappelijke benadering deze stroming nu wel eens in praktische zin ervaren. Ze krijgt een goede band met Mimi en vraagt haar in haar laatste levensdagen honderduit om haar leven op te kunnen tekenen. Dat resulteert in het boek dat filosofe Christa Anbeek schrijft met de titel ‘Mimi & Akiko’ (2005).     

Mimi en Akiko wilden samen een Graalbeweging opzetten in Japan, het thuisland van Akiko. Mimi raakte geïnspireerd door het boeddhisme, terwijl Akiko steeds fanatieker werd in haar christelijke geloof. Het zou beide vertrouwelingen uiteindelijk uit elkaar drijven.

Je wordt in dit  boek deelgenoot van de twijfels en overdenkingen van de filosofe. En van de dagelijkse gang  van zaken in het Graalcentrum dat veel structuur biedt, maar ook vragen oproept. Dat het geloof geen status quo is, blijkt ook uit het verhaal ‘Moelijk te geloven’ (2006) van Suzanne van der Schot. Zij is begin dertig en op zoek naar verstilling en de essentie van het leven als tegenwicht tegen de waan van de dag en het consumentisme.    

Vanuit Amsterdam besluit ze om zich aan te sluiten bij een klooster in Parijs. Aan haar omgeving is haar besluit moeilijk uit te  leggen. ‘Het voelt alsof ik aan een Eskimo uit moet leggen wat een aardbei is. Ik kan wel vertellen dat die klein en rood is, maar daarmee zeg je niets over de smaak en daar gaat het toch om.’     

Het kloosterleven biedt stilte, rust en overdenking, maar ook veel  vervelende huishoudelijke taken. Ook de ik-figuur in het boek van Christa Anbeek ondervindt dat er veel praktische werkzaamheden te doen zijn binnen de gemeenschap. Suzanne mist bovendien voor een deel haar vrijheid. Ze heeft geen eigen geld en moet om op pad te gaan toestemming vragen. Soms piept ze er stiekem tussenuit om zich weer even vrij te voelen. Nu ze nog maar pas ingetreden is, draagt ze nog geen habijt, zodat dat nog ongemerkt kan.  

Ze beschouwt God als ‘stille aandacht voor alles wat het leven voortbrengt’ en vraagt zich tegelijkertijd af of je daarvoor in een klooster moet gaan zitten. Ze streeft naar een innerlijke stilte zonder de onnodige afleiding van materiële zaken. Als ze tot de slotsom komt van haar moeilijke  keuze om te blijven of het klooster te verlaten, ben je als lezer een stuk wijzer over hoe het leven in een klooster kan zijn en met hoeveel twijfels een non omgeven kan zijn. Het is net filosofie: de kunst is niet zozeer het beantwoorden van vragen, maar het stellen ervan.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten