zaterdag 3 maart 2012

Plattegrond van een jeugd

Na haar geboorte op Curaçao kwam Wanda Reisel op haar vijfde met haar familie in een groot herenhuis vlakbij het Vondelpark in Amsterdam wonen. Ze schetst aan de hand van dat huis een beeld van haar jeugd. Hiervoor doorloopt ze in de opeenvolgende hoofdstukken van Plattegrond van een jeugd (2010) de verdiepingen van het huis. Elke verdieping roept bij haar herinneringen op. De opzet is speels en maakt dat er diverse, veelal luchtige verhalen verteld kunnen worden. De lezer krijgt een idee van hoe ze opgroeide als jongensachtig meisje in een welgestelde familie.

De aanpak lijkt leuk, maar wordt verwarrend als in een bepaald verhaal de ik-figuur ineens een jongen is in plaats van Wanda zelf. Achteraf blijkt dan ook dat de verhalen oorspronkelijk op zichzelf stonden en dat ze deze voor de gelegenheid van dit boek aan elkaar heeft gesmeed. Lang zit er een lijn in het boek, maar op zeker moment raakt je als lezer het spoor enigszins bijster. Wat wil de schrijfster met deze korte verhalen vertellen? Waren ze als bundeling van verhalen gepresenteerd, dan hadden ze juist relatief veel samenhang vertoond.
Met de inhoud maakt de schrijfster veel goed. Op de tweede etage overkomt haar een tijdelijke gekte, die ze geloofwaardig weet neer te zetten. Ze spreekt zelfs de lezer aan over of ze daartoe wel in staat is. ‘We zullen zien. Gaat u mee?’ Zo nodigt ze de lezer uit om haar verhaal verder te volgen. Verder is ze van mening dat je afkomst voor het grootste deel je toekomst bepaalt. ‘Mensen denken dat ze hun leven zelf sturen, maar het lijkt toch echt meer op een trolleybus, we kunnen wat naar  links en naar echts zwenken, maar los van onze bovenleiding komen we niet.’ Een vrije wil is in haar ogen een illusie; mensen houden toch van ‘gladde, vertrouwde, ingesleten sporen.’

Wanda Reisel sluit het boek af met een beschouwing van haarzelf, het gespletene van een schrijver die naar zichzelf kijkt als personage. De dunne lijn tussen waar gebeurd en mooi beschreven, tussen feit en fictie. Haar onzekerheid gebiedt haar onzichtbaar te zijn. ‘Maar niet verdwijnen.’ Gelukkig maar.    

Geen opmerkingen:

Een reactie posten